Português no mundo tekstboek Unidade 1

Transcrição

Português no mundo tekstboek Unidade 1
XX Titel g
iemand begroeten en je voorstellen | vragen hoe
het met iemand gaat en afscheid nemen | telefoonnummers en e-mailadressen | vragen hoe je
iets schrijft en spelt | getallen van 0 tot 20
1
Falar português!
a. Palavras portuguesas que já conhece.
Een aantal van deze woorden kent u vast al. Welke woorden passen bij de foto? Kruis ze aan.
fado
café
praia
mar
Madeira
vinho do Porto
Algarve
Lisboa
vinho verde
música
bacalhau
Olá!
Tejo
futebol
Torre de Belém
b. 1; 1 Ouça.
Luister naar de cd. Hoe klinken de vetgedrukte letters? Luister nog een keer en spreek de woorden na.
vinho
bacalhau
chá
12 doze
rio
caro
carro
pessoa
senhores
casa
açúcar
Cecília
café
sim
não
bem
Falar português!
1
A. Olá!
1
Muito prazer!
1; 2 Luister naar de drie fragmenten op de cd. Welk fragment hoort bij welke foto?
a.
b. Lees in groepjes de dialogen voor en verbind ze met de juiste foto.
Olá! Eu sou a Maria. E tu,
como é que te chamas?
Olá! Eu chamo-me João. Tudo bem?
Tudo bem.
Bom dia, senhor Santos!
Olá, Rui! Boa tarde!
Como está?
Olá! Miguel, esta é a Sara, Bom dia, dona Teresa! a minha namorada. Sara,
Bem, obrigado. E a senhora?
este é o meu colega Miguel.
Muito bem. Sr. Santos,
Como está, Sara?
estes são os meus amigos
Estou bem, obrigada.
do Brasil: a Glória e o Gil
De uitdrukking é que staat
Ferreira.
direct na het vraagwoord en
Muito prazer. Bem-vindos De vorm você + 3e persoon enkelwordt niet vertaald.
a Portugal!
voud wordt in Portugal gebruikt
als informele aanspreekvorm
voor u. Om iemand formeel met
1; 3 c.
Luister naar de cd. Begroet een medecursist,
u aan te spreken gebruikt men
stel u voor en vraag dan hoe hij/zij heet.
o senhor / a senhora.
Modelo: Olá! Eu chamo-me Inês. E você? Como se chama?
Muito prazer! Eu chamo-me José.
Tu + 2e persoon enkelvoud is de
informele aanspreekvorm (jij).
Gramática 6.1. a
d. Zoek de ontbrekende vormen in de dialogen
en vul ze aan in het schema.
ser zijn
1. Quem é a Sara?
Ela é a namorada do Rui.
2. Quem é o Miguel?
Ele é o colega do Rui.
3. Quem são eles?
Eles são os amigos da dona Teresa.
4. Quem é o senhor /
sou o / a
a senhora?
5. E nós?
somos estudantes.
.
eu
tu
és
você / ele, ela
nós
vocês / eles, elas treze 13
1
Falar português!
2
Como está?
a. Vul het schema aan.
Tudo bem?
Como está?
Tudo bem. / Bem. / Muito bem.
Mais ou menos. / Não muito bem.
bedanken
b.
3
(Muito) obrigado.
Ótimo.
Ótima.
–
–
1; 4 Luister naar het fragment, waarin Joana en Pedro aan elkaar worden voorgesteld.
Voer nu in drietallen een soortgelijk gesprek.
Esta é a Joana e este é o Pedro.
Muito prazer. Como está, Joana?
Muito prazer. Bem, obrigada. E o Pedro?
Ótimo, obrigado.
pronomes demonstrativos
masculino
feminino
singular
plural
estas
Lees de dialoog in tweetallen en vul de tabel aan met + , – of + – , naar gelang de mate van beleefdheid.
Boa tarde! O sr. dr. Alberto Silva, por favor!
Sou eu. Boa tarde!
Muito prazer. O meu nome é Fernanda Gonçalves.
Muito prazer. Como está, dra. Fernanda?
Bem, obrigada.
Dr. / dra. staat in Portugal niet alleen voor medici, maar geldt voor iedereen met een diploma van een hogeschool of universiteit.
vorm
mate van beleefdheid
beleefd
+ 3e persoon enkelvoud
o senhor, a senhora / van het werkwoord
sr. / sr. dr. + achternaam / voornaam / voor- en achternaam
sra. D. / dona / sra. dra. + voornaam
minder
formeel
você
o / a + voornaam
+ 3e persoon enkelvoud
van het werkwoord
informeel
tu
+ 2e pers. ev van het ww
14 catorze
Falar português!
4
1
Bom dia!
1; 5 In welke volgorde staan de begroetingen op de cd? Schrijf het op.
a.
Bom dia. 1
Boa tarde. Até amanhã. Tchau. Boa noite. Até logo. In Portugal kust men elkaar bij een informele begroeting op
beide wangen. Mannen omhelzen elkaar. In formele situaties geven ze elkaar de hand.
b. Welke van deze begroetingen worden ook als afscheidsgroet gebruikt? Zet ze in het schema..
Van 's ochtends vroeg tot 12 uur.
5
Van 12 uur tot het donker wordt.
Als het donker is.
Complete.
Vul het schema aan.
artigo definido
singular
plural
masculino
feminino
amigo amiga senhor
a
senhora
amigos as
amigas senhores
6
Boa noite!
senhoras
De meeste woorden op -o zijn
; De meeste woorden op -a zijn
. Het meervoud van zelfstandige naamwoorden wordt
over het algemeen gevormd door toevoeging van een
-s. Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -r, dan
wordt -es toegevoegd.
Como é que te chamas?
a. 1; 6 Luister naar de cd en lees mee.
Olá! Chamo-me Filipe. E tu? Como é que te chamas?
Chamo-me Cristina. Como estás, Filipe?
Bem, obrigado. E tu, tudo bem?
Bem, obrigada.
Tens telefone?
Não, não tenho. Mas tenho telemóvel, o número é o 0954762831.
E tens e-mail?
Tenho. C-R-I-S-T-I-N-A S-I-L-V-A arroba W-E-B ponto P-T.
Obrigado, Cristina. Então, até à próxima!
Adeus, Filipe. Até à próxima!
quinze 15
1
Falar português!
b.
Voer eenzelfde soort gesprek met andere gegevens
en oefen zo met ontkennende en bevestigende antwoorden.
E-mail
@ arroba • ponto - tracinho _ traço inferior
7
ter hebben
eu
tu
você / ele, ela
tem
nós
temos
vocês / eles, elas
têm
Ouça os números e repita.
1; 7 Luister naar de getallen en spreek ze na.
a.
0
3
6
9
12
15
18
zero
três
seis
nove
doze
quinze
dezoito
1
4
7
10
13
16
19
um
quatro
sete
dez
treze
dezasseis
dezanove
2
5
8
11
14
17
20
dois
cinco
oito
onze
catorze
dezassete
vinte
um en dois hebben ook een vrouwelijke vorm:
amiga, duas amigas.
b.
1; 8
1 porta
c. Welke voorwerpen worden genoemd? Let erop dat het juiste aantal genoemd wordt en kruis aan.
17 canetas
20 livros
'Ik ga op reis en ik neem mee'. Stel elkaar vragen zoals in het voorbeeld.
Modelo: Eu tenho um livro de português e duas canetas. E o / a …? / E tu?
16 dezasseis
16 lápis
Falar português!
1
B. Como se escreve?
1
No hotel.
Luister naar de cd en lees daarna de dialoog in tweetallen.
1; 9
a.
Bom dia!
Bom dia. Eu tenho uma reserva.
Como é que o senhor se chama?
Eu chamo-me Peter Jansen.
Mais devagar, por favor!
P-E-T-E-R J-A-N-S-E-N.
Muito obrigada. Quarto 18. Um bom dia para si.
Obrigado, igualmente. Até logo.
b. Vul in met behulp van de dialoog..
Het werkwoord chamar-se (heten) is in het Portugees wederkerend. Normaal gesproken staat het
wederkerend voornaamwoord na het werkwoord
met een verbindingsstreepje. Eu chamo-me Ana.
Maar in een vraagzin met een vraagwoord staat
het voor het werkwoord zonder streepje. Como te
chamas?
De uitgang-s van de 1e persoon meervoud vervalt voor het wederkerend voornaamwoord nos:
chamamo s -nos.
chamar-se heten
eu
tu
você / ele, ela
nós
chamamo-nos
vocês / eles, elas
chamam-se
c. 1; 10 O alfabeto.
Luister naar het alfabet.
A
á
G
gê / guê
M éme
S
ésse
Y
ípsilon
B
bê
H
agá
N
éne
T
tê
Z
zê
C
cê
I
i
O
ó
U
u
D
dê
J
jota
P
pê
V
vê
E
é
K
capa
Q
quê
W dáblio
F
éfe
L
éle
R
érre
X
d.
xis
ç
ã, õ
á, é, í, ó, ú
à
â, ê, ô
c com cedilha
a / o com til
a, e, i, o, u com
acento agudo
a com acento grave
a, e, o com acento
circunflexo
De receptioniste van een hotel wil graag uw naam en telefoonnummer noteren. Speel de
situatie na in tweetallen en wissel daarna van rol. U kunt het ook met Portugese namen proberen.
U vindt een lijst van Portugese namen op p. 188.
dezassete 17
1
Falar português!
2
Comunicação na sala de aula.
a. 1; 11 Luister naar de handige uitdrukkingen voor in de les. Vul het overzicht daarna aan. Uw
docent helpt u daarbij.
1. Como se diz …?
4. Mais devagar, por favor!
7. 2. Como se pronuncia …?
5. Outra vez!
8. 3. O que significa …?
6. Repita, por favor!
9. b.
1; 12 Kruis bij de uitdrukkingen aan u in welke situatie (A of B) u ze zou gebruiken, en controleer
uw antwoorden met behulp van de cd.
A
B
A
1. Com licença!
2. Desculpe! / (Desculpa!)
3. Obrigada. / Obrigado.
3
Faça favor! / Faz favor!
Não faz mal.
De nada.
Portefólio.
Zoek op internet informatie over landen
waar het Portugees gesproken wordt.
Schrijf de namen van de landen op in het
Portugees.
Porto Grande, Cabo Verde
18 dezoito
B
Falar português!
1
C. E no Brasil?
1
Ouça.
1; 13 Luister naar de cd en onderstreep de ontkenning.
a.
Os senhores têm celular?
Não, não temos. Mas temos telefone.
Qual é o número do seu telefone?
É o 572 603 .
Obrigada. E e-mail? O senhor tem?
Tenho. [email protected]
Mais devagar, por favor. Como se escreve?
R-A-F-A-E-L S-A-N-T- O-S arroba W-E-B ponto C-O-M.
Ah, obrigada. Até mais tarde. Tchau.
Het getal 6 wordt in een telefoonnummer meia genoemd.
16 – dezesseis
17 – dezessete
19 – dezenove
b. Vul het schema aan.
In Brazilië staat het wederkerend voornaamwoord
Oi! Como você se chama?
Oi! Eu me chamo João Silva.
2
werkwoord zonder streepje. In plaats van tu gebruik je
het
.
Bom dia, dona Antónia.
In tweetallen. Lees de dialoog voor.
Bom dia, dona Antónia. Como vai a senhora?
Bem, obrigada, seu Gilmar. E o senhor, como vai?
Ah, mais ou menos, dona Antónia.
O que a senhora deseja hoje? Laranjas, bananas, mangas…
In Brazilië wordt in de spreektaal seu +
voornaam gebruikt in plaats van senhor.
3
E você?
Wat zeggen Brazilianen als ze …
1. … vragen hoe iemand heet?
2. … vragen hoe het gaat?
3. … willen weten of iemand een mobiele telefoon heeft?
dezanove 19
1
Falar português!
Comunicação
Vragen hoe iemand heet
Begroeten
Como se ­chama?
Eu chamo-me … (P)
Eu me chamo … (B)
Como é o seu
nome?
O meu nome é …
Eu sou o / a …
Iemand voorstellen
Este é o …
Esta é a …
Vragen hoe het gaat en antwoorden
Bom dia.
Boa tarde.
Boa noite.
Olá! / Oi! (B)
Tudo bem?
Como está / vai?
Como estás?
Bedanken
Muito prazer!
Ótimo. / Ótima.
Bem, obrigado/-a.
Mais ou menos.
Não muito bem.
Afscheid nemen
Obrigado (zegt de man).
Obrigada (zegt de vrouw).
Tchau. Até logo. Adeus.
Até à próxima. Até amanhã.
Aanspreekvormen
beleefd en formeel
– o senhor / os senhores, sr. + achternaam / voornaam / voor- en achternaam
– a senhora / as senhoras, dona / senhora dona + voornaam / voor- en achternaam
informeel, maar
beleefder dan tu
–
–
–
informeel
– tu + 2e persoon enkelvoud van het werkwoord
– vocês + 3e persoon meervoud van het werkwoord (vós is verouderd)
você + 3e pers. ev van het werkwoord / vocês + 3e. pers. mv van het werkwoord:
Você é estudante? / Vocês são estudantes?
Lidwoord a of o en voornaam + 3e pers. ev van het werkw.: O Nuno é estudante?
alleen de vorm van het werkwoord: É estudante?
In Brazilië is você de algemene aanspreekvorm. Tu wordt maar in een paar streken gebruikt.
Naar telefoonnummer en e-mailadres vragen en antwoorden
Qual é o seu número de telefone? / o seu e-mail?
É…
Vragen wie iemand is
Quem é ele / ela? Ele / Ela é o / a…
Gramática
Bepaald lidwoord
mann.
vrouw.
enkelv.
o
a
meerv.
os
as
Aanwijzend voornaamwoord
este (m)
esta (v)
meerv.
estes (m)
estas (v)
Tu és a Ana? Sou. / Sou, sim.
Werkwoorden
ser
20 vinte
Bevestigen
enkelv.
Pers. vnw.
Portugese woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Mannelijk zijn
over het algemeen zelfstandige naamwoorden op -o en -l.
Woorden die op -a eindigen, zijn meestal vrouwelijk.
ter
chamar-se
eu
sou
tenho
chamo-me
tu
és
tens
chamas-te
você / ele, ela
é
tem
chama-se
nós
somos temos chamamos-nos
vocês / eles, elas
são
têm
chamam-se
Ontkennen
Tu és a Ana? Não, não sou.
Plaats van het wederkerend voornaamwoord
In het Europees Portugees staat het wederkerend vnw. normaal gesproken achter het
werkwoord met een verbindingsstreepje.
In een vraag met een vraagwoord staat het
voor het werkwoord zonder streepje.
Falar português!
1
A língua portuguesa no mundo
Mais de 210 (duzentos e dez) milhões de pessoas em quatro continentes falam a língua portuguesa.
Portugal, com cerca de 10 milhões de habitantes,
é o único país europeu de língua portuguesa.
O Brasil é o maior país do mundo de língua por­
tuguesa. Nestes dois países, a língua portuguesa
é a língua nacional.
O português é a língua oficial de Angola, Cabo
Verde, Guiné-Bissau, Moçambique e São Tomé e
Príncipe. É também uma das línguas oficiais de
Timor-Leste (com o tétum) e da região de Macau
(com o chinês).
Lisboa
Arquipélago de Cabo Verde
Ilhas de São Tomé e Príncipe
Rio de Janeiro
Timor-Leste
Luanda
Maputo
Descubra os países e a região de língua portuguesa.
Zoek de namen van landen en gebieden waar Portugees gesproken wordt.
país ou região
capital
B
I
S
S
A
U
G
H
I
J
V
K
Luanda
L
M
N
O
P
Q
L
E
S
T
E
W Brasília
M
O
Ç
A
M
B
I
Q
U
E
R
X
Praia
Y
Z
P
O
R
T
U
G
A
L
D
A
Bissau
C
T
O
M
É
G
H
C
N
G
E
M Macau
Macau
A
I
P
P
O
R
T
U
G
U
Ê
S
Maputo
B
M
M
A
C
A
U
G
O
I
J
Ã
São Tomé
O
O
B
R
A
S
I
L
L
N
E
O
Lisboa
P
R
Í
N
C
I
P
E
A
É
Q
R
Díli
vinte e um 21

Documentos relacionados

1 Falar português! obrigado

1 Falar português! obrigado 4. U vraagt of de ander het nog eens kan zeggen. 5. U wil graag weten wat een woord betekent. 6. U wilt graag dat iets herhaald wordt. 7. U wil graag weten hoe iets geschreven wordt.

Leia mais

Les 4 - Talencentrum Barneveld

Les 4 - Talencentrum Barneveld O que é que você acha Brasil? = Wat vind je van Brazilië? o que? = wat? "wat….?" is een vragend voornaamwoord. Vaak zet men achter een vragend voornaamwoord "é que" Vandaar "O que é que você acha B...

Leia mais