Marie-Jo Lafontaine Bruxelles Brussel 2014

Marie-Jo Lafontaine
Bruxelles Brussel 2014
Exposition / Tentoonstelling / Ausstellung
Mardi – samedi / dinsdag – zaterdag / Dienstag – Samstag 10:00 – 17:30
Catalogue aussi / ook / auch online: www.lempertz.com
6 rue du Grand Cerf 1000 Bruxelles
T +32 (0) 2 514 05 86 / Email: [email protected]
Exposition / Tentoonstelling / Ausstellung
5 sept. – 10 octobre / oktober 2014
Marie-Jo Lafontaine
Victoria
Liquid Crystals
Introduction / Inleiding / Einleitung
Oscar van den Boogaard
VICTORIA
Marie-Jo Lafontaine: La vraie vie
Oscar van den Boogaard
„Wenn Du gesprochen wird,
ist das Ich des Wortpaars Ich-Du mitgesprochen.
Wenn Es gesprochen wird,
ist das Ich des Wortpaars Ich-Es mitgesprochen.
Das Grundwort Ich-Du kann nur
mit dem ganzen Wesen gesprochen werden.”
Uit Ich und Du, Martin Buber, 1923
VICTORIA
Victoria apparaît dans la mythologie romaine comme la déesse de la Victoire. Son nom fut
naturellement associé à celui de Mars, dieu de la Guerre. Dans la Rome antique, son prestige grandissait à mesure que les légions romaines repoussaient les limites de l’Empire.
L’expansion territoriale ne s’obtient en effet qu’au prix de la victoire, comme la victoire,
au prix de la guerre. L’empereur Auguste fit ériger une statue à son effigie : une belle
jeune femme ailée, juchée sur un globe, tenant dans ses mains une feuille de palmier.
Cette statue demeura dans la Curie Julia, où le Sénat se réunissait, jusqu’à ce que le temps
fût venu pour la religion des Romains de céder la place au christianisme. La triomphale
Victoria fut éclipsée par le corps souffrant de Jésus. Dans des esprits obnubilés par l’amour
du prochain et la recherche du salut, rien ne subsistait de l’ancienne rage de vaincre.
La Victoria de Lafontaine est une installation de dix-neuf monolithes disposés en
spirale. La spirale compte parmi les plus anciens symboles spirituels de l’humanité. Il n’y
a pas un continent où elle n’ait servi de motif à des gravures rupestres plurimillénaires. Sa
signification religieuse précise demeure forcément conjecturale,mais la spirale figure sur
certaines sépultures et avait possiblement vocation à représenter le soleil, qui accomplit
tous les trois mois une trajectoire spiraloïde. Entrer dans la spirale de Lafontaine, c’est
comme se jeter dans un tourbillon. Se trouver encerclé par dix-neuf moniteurs où l’on voit
deux hommes engagés dans une sorte de danse. Une danse aussi extatique qu’érotique
s’affûtant en un thriller psychologique dans lequel un des deux partenaires doit succomber.
Chaque image différant d’une fraction de seconde de l’image suivante, le spectateur se
sent comme déporté hors du temps pour être séquestré dans l’intervalle entre les deux
hommes. L’espace qui bée entre deux paires d’yeux qui se rencontrent, se découvrent, se
défient. Le Je et le Tu qui dans la doctrine du philosophe des religions autrichien & israélien
Martin Buber se laissent ramener à : toute vraie vie est rencontre.
Victoria est une rencontre. Un Je et un Tu qui ont besoin l’un de l’autre pour se
comprendre. Ils nous encadrent et dans le même temps nous nous sentons exclus. On ne
peut y échapper, pas plus qu’on ne peut véritablement y prendre part. Les yeux des deux
hommes semblent de temps à autre se fondre en une seule paire. Les deux hommes deviennent un. Le combat extérieur est une lutte intérieure. Coup de gong. Prochain round.
Ils ont besoin l’un de l’autre pour danser et pour lutter. Ils font tous deux partie
intégrante du même combat. Tels Yin et Yang, ils instancient les deux principes contraires
qui régissent l’univers. Ces symboles chinois expriment la dualité cosmique, où Yin
comprend le féminin, la terre, le froid, l’humide et le Nord, tandis qu’à Yang reviennent
le masculin, le ciel, le chaud, le sec et le Sud. Il ne s’agit cependant pas d’une simple
contrariété, mais d’une complémentarité qui préside à la ronde cosmique. D’une même
montagne, on dira que le versant obscur est Yin, et le versant éclairé Yang.
Si on coupe le symbole Yin-Yang en deux moitiés, on voit clairement que chaque
principe est présent dans l’autre. Il en va de même de nos deux partenaires. Se découvrant
l’un l’autre à travers la danse, tandis qu’ils semblent vouloir puiser dans la lutte la force de
se dépendre. La courbe en S qui sépare le Yin du Yang, suggère un processus dynamique.
La ligne serpentine dénote le fait que l’accolade entre Yin et Yang comporte un déséquilibre
multidirectionnel : de gauche à droite, d’avant en arrière, de haut en bas, mais également
dans l’opposition entre le dur et le doux, le plein et le vide.
La danse des deux hommes semble louvoyer entre le combat et l’amour. Celui
qui n ’est que combat, court le risque d’y prendre goût. Celui qui n’est qu’amour, finit par
se faire violence. En l’homme, les deux vont de pair. C’est en combattant qu’il devient
capable d’aimer. Son amour nécessite l’ardeur du conquérant, la vaillance du protecteur.
Et son combat a besoin d’amour pour ne pas tourner en fureur.
Pourquoi les spectateurs que nous sommes restent-ils à regarder ? Parce que nous
ne pouvons pas nous échapper. Nous sommes captifs du combat. Nous y prenons part. Le
combat suppose des témoins. Il n’y a pas d’échange de parole. Peut-être qu’il n’y a même
plus de pensée. La musique, qui se fait de plus en plus dramatique et menaçante, s’arrête
à l’instant où l’un des deux hommes tombe à terre. Etrange victoire qui ne restitue au
vainqueur que la solitude tout entière.
Marie-Jo Lafontaine: Het werkelijke leven
door Oscar van den Boogaard
„Wenn Du gesprochen wird,
ist das Ich des Wortpaars Ich-Du mitgesprochen.
Wenn Es gesprochen wird,
ist das Ich des Wortpaars Ich-Es mitgesprochen.
Das Grundwort Ich-Du kann nur
mit dem ganzen Wesen gesprochen werden.”
Uit Ich und Du, Martin Buber, 1923
VICTORIA
In de Romeinse mythologie werd Victoria aanbeden als de Godin van de Overwinning.
Ze werd in één adem genoemd met Mars, de God van de Oorlog. In het Oude Rome won
zij aan belang naarmate het Romeinse leger het Rijk uitbreidde. Geen gebiedsuitbreiding
zonder overwinning. Geen overwinning zonder strijd.Keizer Augustus wijdde speciaal
een beeld aan haar: een jonge mooie vrouw uitgerust met vleugels balanceert op een bol
en houdt in haar handen een krans van palmbladeren. Dit beeld stond midden op de Curia
Julia, waar de Senaat vergaderde, tot aan de tijd waarin de Romeinse godsdienst voor het
Christendom plaatsmaakte. De overwinnende Victoria moest haar centrale plaats afstaan
aan de lijdende figuur van Jezus. In plaats van het verlangen naar overwinning, ging het
voortaan om naastenliefde en verlossing.
Lafontaine’s Victoria is een opstelling van negentien monoliten in een cirkel die
uitloopt als een spiraal, een van de oudste symbolen van menselijke spiritualiteit. Duizenden
jaren geleden werd deze al in rotsen gekrast op ieder continent. Men kan de religieuze
betekenis alleen maar raden, maar de spiraal is gevonden op tombes en werd mogelijk als
symbool gezien voor de zon die elke drie maanden een spiraalvormige baan maakt.
De spiraal van Lafontaine binnengaan is als in een draaikolk terecht komen. Je wordt
omcirkeld door negentien monitoren waarop twee jongemannen in een dans lijken verwikkeld. Een even extatische als erotische dans die zich ontwikkeld tot een psychologische
thriller waarin een van de mannen ten onder zal gaan. Iedere beeld verschilt een fractie
van een seconde van het volgende beeld, waardoor je als toeschouwer het gevoel hebt dat
je uit de werkelijke tijd bent geslingerd en wordt opgesloten in de ruimte tussen de twee
mannen. De ruimte tussen twee paar ogen die elkaar ontmoeten, verkennen, bedwingen.
Het Ik en het Jij die zich in de boodschap van de Oostenrijks-Israëlische godsdienstfilosoof
Martin Bubers laat samenvatten tot: Alle werkelijke leven is ontmoeting. Victoria is een
ontmoeting. Een Ik en een Jij die elkaar nodig hebben om zichzelf en de ander te begrijpen.
Ze sluiten ons in en tegelijk worden we door hen buitengesloten. We kunnen er niet aan
ontkomen. En tegelijk kunnen we er niet toe behoren. De ogen van de twee jongemannen
lijken op sommige momenten in elkaar te vervloeien tot één paar ogen. De twee mannen
worden één. Het uiterlijk gevecht is een innerlijk gevecht. De bel luidt. Een volgende ronde.
Ze hebben elkaar nodig om hun dans te dansen en hun strijd te strijden. Ze zijn
beide deel van hetzelfde gevecht. Als Yin en Yang verwijzen ze naar de twee tegengestelde
principes die het universum beheersen. Dit Chinese symbool staat voor kosmische dualiteit,
waarbij Yin de vrouwelijkheid, aarde, koude en vochtigheid symboliseert en ook het Noorden.
Yang, het mannelijk deel, symboliseert hemel, warmte, droogte en het Zuiden. Het zijn
echter niet louter tegenstellingen, ze zijn perfect complementair in hun kosmische dans.
Als we ons een berg voorstellen is Yin de donkere zijde en Yang de zijde die wordt verlicht.
Wanneer we het Yin-Yang symbool in tweeën snijden, wordt het zichtbaar dat de
ene helft ook in de andere aanwezig is. Zo zijn ook deze twee mannen deel van elkaar. In
de dans lijken ze elkaar te verkennen, in de strijd lijken ze zich van elkaar te willen ontdoen.
De S vorm die Yin en Yang van elkaar scheidt, symboliseert een dynamisch proces. Het
slangachtige pad toont dat Yang en Yin onevenwichtig naast elkaar bestaan in verschillende
richtingen: links en rechts, voor en achter, op en neer. Maar ook in de tegenstelling zacht
en hard; vol en leeg.
De dans van de twee mannen lijkt te laveren tussen vechten en liefhebben. Wie
alleen maar vecht, loopt het gevaar hard en ongevoelig te worden. Wie alleen maar liefheeft,
heeft de neiging alleen zijn zachte kanten toe te laten. Beide mogelijkheden horen bij de
man. Als vechter is hij in staat lief te hebben. Zijn liefde heeft de eigenschap van de veroveraar en beschermer nodig. En zijn vechten heeft liefde nodig opdat het niet ontaardt in
blinde woede.
Waarom blijven wij als toeschouwer kijken? Omdat wij niet kunnen ontsnappen.
We zijn gevangen in het gevecht zelf. We maken er deel van uit. Het gevecht heeft getuigen
nodig. Er wordt niet gesproken. Er wordt misschien ook niet meer gedacht. Intuïtie is
de de hoogste vorm van denken. De opzwepende muziek wordt steeds dreigender en
dramatischer en eindigt als een van de twee mannen neervalt. Wat is het geluk van een
overwinnaar waard als het betekent dat hij alleen achterblijft?
Marie-Jo Lafontaine: Das wahre Leben
Oscar van den Boogaard
„Wenn Du gesprochen wird,
ist das Ich des Wortpaars Ich-Du mitgesprochen.
Wenn Es gesprochen wird,
ist das Ich des Wortpaars Ich-Es mitgesprochen.
Das Grundwort Ich-Du kann nur
mit dem ganzen Wesen gesprochen werden.”
Aus „Ich und Duʺ, Martin Buber, 1923
VICTORIA
Victoria ist in der römischen Mythologie die Siegesgöttin und eng verbunden mit dem
Kriegsgott Mars. Umso weiter sich das römische Reich ausdehnte, umso bekannter
wurde die Siegesgöttin, und ihr Ansehen wuchs – Siegen gehen in der Regel aber Kriege
voraus. Kaiser Augustus ließ Victoria eine Statue in Gestalt einer schönen jungen Frau
errichten, schwebend auf der Erdkugel und mit einem Palmblatt als Zeichen des Sieges in
einer Hand. Sie wurde in der Curia Julia, wo der Senat tagte, aufgestellt und blieb dort
bis zum Beginn des Christentums. Nun wurde die triumphale Siegesgöttin von dem geschundenen Körper Jesu überschattet. Nicht der alten Siegeslust widmete man sich fortan,
sondern christlichen Tugenden wie der Nächstenliebe und der Erlösung.
Marie-Jo Lafontaines „Victoria“ ist eine Installation von 19 Monolithen, die in
einer Spiralform angeordnet sind. Die Spirale zählt zu einem der ältesten Symbole der
Menschheit – kaum ist ein Kontinent zu finden, in dem die Spirale nicht als Motiv in Jahrtausenden alten Felsmalereien oder beispielsweise auch auf Grabsteinen zu finden sind.
Ihre Bedeutung ist jedoch nicht geklärt.
Die Spirale Lafontaines zu betreten, ist als ob man in einen Wirbel geriete. Man
ist von 19 Stelen umgeben, auf deren Bildschirmen zwei Männer im Tanz gezeigt werden.
Dieser Tanz in erotischer Ekstase spitzt sich zu einem psychologischen Thriller zu, in dem
einer der Tänzer, dem anderen unterliegt. Jedes einzelne Bild unterscheidet sich um einige
Sekunden von dem nächsten, so dass dem Betrachter das Gefühl vermittelt wird, außerhalb der Zeit und in dem entstandenen Intervall zu stehen. Ein Freiraum entsteht in der
Begegnung zweier Augenpaare, die einander entdecken und herausfordern. Hier ist der
Bezug zu dem „Ich und Du“ des österreichisch-jüdischen Religionsphilosophen Martin
Buber: Das wahre Leben ist Begegnung. „Victoria“ ist eine Begegnung, ein „Ich“ und ein
„Du“, einander notwendig im gegenseitigen Verständnis. Sie umrahmen uns und gleichzeitig fühlen wir uns ausgeschlossen. Wir können uns ihnen nicht entziehen, aber auch
nicht teilnehmen. Die Augen der beiden Tänzer scheinen zeitweise zu einem einzigen
Paar zu verschmelzen. Die zwei werden eins. Das äußere Ringen ist ein innerer Kampf.
Gongschlag. Nächste Runde.
Sie brauchen einander, um zu tanzen und um zu ringen. Sie sind beide Teil des
gleichen Kampfes. Wie Yin und Yang stellen sie die zwei gegensätzlichen Prinzipien dar,
die das Universum beherrschen. Die chinesischen Symbole drücken die kosmische Dualität aus, worin Yin das Weibliche, die Erde, die Kälte und den Norden einschließt, während
Yang das Männliche, den Himmel, die Wärme, die Trockenheit und den Süden repräsentiert. Jedoch handelt es sich dabei nicht um einen einfachen Gegensatz, wohl aber um
eine wechselseitige Ergänzung, die kosmische Dimensionen hat. Wollte man einen Berg
beschreiben, so würde man Yin die Schatten-, Yang die Lichtseite nennen.
Würde man das Yin-Yang Symbol in zwei aufteilen, zeigte sich, dass das eine Prinzip
im anderen gegenwärtig ist. Das Gleiche gilt für unsere zwei Partner. Indem sie einander
durch den Tanz entdecken, scheinen sie gleichzeitig im Ringen nach der Kraft zu suchen,
um sich voneinander zu trennen. Die S-Kurve, die Yin von Yang trennt, deutet auf einen
dynamischen Prozess hin. Die Bogenlinie verweist darauf, dass Yin und Yang ein Ungleichgewicht mit sich tragen, welches sich entlang mehrerer Richtungen entwickelt: von links
nach rechts, von vorne nach hinten, von oben nach unten, gleichzeitig aber auch entlang
des Gegensatzes zwischen hart und weich, voll und leer.
Der Tanz der zwei Männer ist an der Grenze zwischen Kampf und Liebe. Was
alleine Kampf bleibt, mag ausarten. Was alleine Liebe ist, kann in Gewalt enden. Im
Menschen ist jedoch beides vertreten. Indem er kämpft, erreicht der Mensch die Fähigkeit
zu lieben. Seine Liebe hat die Brunst des Siegers nötig, die Tapferkeit des Beschützers. Und
sein Kampf benötigt Liebe, um sich nicht in Tobsucht zu verwandeln. Warum verharren
wir Betrachter im Anblick dessen, was sich unserem Auge darbietet? Weil wir uns selbst
nicht entweichen können. Wir sind im Kampf gefangen. Wir nehmen daran teil. Der Kampf
beruht auf Augenzeugen. Es gibt keinen Wortwechsel. Vielleicht gibt es sogar keine Gedanken mehr. Die Musik, die steigend dramatischer und drohender wird, hört in dem
Augenblick auf, in dem einer der zwei Männern zu Boden fällt. Seltsamer Sieg, welcher
dem Sieger nichts anderes als die gesamte Einsamkeit zurückgibt.
LIQU I D CRYSTALS
Cause they say two thousand zero zero
Party over, oops out of time
So tonight I’m gonna party like it’s 1999
Prince, 1999
‘Aetas parentum pejor avis tulit nos nequiores, mox daturos progeniem vitiosiorem.’
«La génération de nos pères, qui valaient moins que nos aïeux, a fait naître en nous des fils
plus méchants, qui vont donner le jour à une postérité plus mauvaise encore».
Ces lignes sont extraites des Odes d’Horace.
Deux mille ans plus tard, mon grand-père les recopia dans un cahier où il avait
coutume de
calligraphier des « paroles de sagesse ». En ma qualité de petit-fils dégénéré d’un grandpère lui-même
déjà fort méchant, jusqu’à quel point devrais-je me dénigrer ? Un peu moins en tout cas
que ceux qui viendront après moi.
Liquid Crystals est une série de portraits monumentaux d’adolescents. Des
garçons et des filles à la lisière de la maturité. Leur âge exact est difficile à déterminer.
Quatorze, peut-être quinze, seize ou dix-sept ans. Le corps est à mi parcours entre l’enfant
et l’homme ou la femme. A Lafontaine, ils révèlent qui ils sont, qui ils sont vraiment, ou
voudraient être. Garçons et filles s’efforcent de se donner de l’assurance, mais ce qu’on
perçoit est vulnérabilité, instabilité, fragilité.
Que peut bien signifier l’identité quand on est en pleine mutation. Est-on contraint
de devenir celui ou celle qu’on est, ou peut-on choisir son identité? Les possibilités semblent
infinies et cela peut être source de perplexité. S’il revient à chacun de choisir qui il est, il
s’ensuit que l’identité est arbitraire et que l’authenticité est un leurre. Vivre n’est peut-être
rien de plus que jouer un rôle. Mais si tout est jeu, alors où est la vérité? Le sérieux?
Ces jeunes gens photographiés ne se situent pas seulement à la lisière entre
adolescence et âge adulte, mais encore à la jointure entre le vingtième et le vingt et
unième siècle. Les cloches du nouveau siècle – et du nouvel âge – éveillent l’impétrant à
une nouvelle vie inconnue. Leurs yeux dardent un regard plein d’aplomb, d’attente, avec
peut-être une pointe de réprobation. Ils ne sont pas les artisans du monde qui les entoure,
ils n’en sont pas responsables. Ils le scrutent et se posent la question: voulons-nous en être?
En même temps, ils savent: l’avenir nous appartient.
Bien qu’ils aient échappé à la guerre et aux barricades, on aurait tort de croire
qu’ils n’ont connu que le temps de l’insouciance. Ces jeunes sont des rejetons de l’ère
Dutroux. Contemporains exacts de Julie et Melissa. Leur vision du monde est pleine de
pédophiles. De fusillades mortelles dans des écoles. De changements climatiques, de
catastrophes écologiques,de penser-en-temps-de-crise. Combien de dangers obstruent
leur conscience. Les jeunes de la fin du vingtième siècle n’ont plus droit à la négligence.
Toujours sur le qui-vive.
En même temps, leurs aînés n’ont eu de cesse de les encourager à agir comme
bon leur semble. L’épanouissement personnel est la tâche. Sourdement prescriptive. Cela
signifie qu’on n’a aucune raison de se rebeller contre l’autorité parentale, ni contre une
société qui n’exhorte ses membres qu’à se montrer tels qu’ils sont. Une société qui attend
de chacun d’eux qu’il soit artiste, créatif, authentique. Et beau et boute-en-train et prometteur. Et heureux par-dessus le marché. Il y va de leur responsabilité. S’ils n’y parviennent
pas, on conclura qu’ils ont lamentablement échoué.
Que tout soit permis et qu’on ait toujours raison d’être comme on est pourrait
faire pousser de hauts cris, au prétexte que la majorité des jeunes sont incapables de
répondre à la question de qui ils sont ou de ce qu’ils veulent vraiment. Et plus grave encore:
ce déficit immunitaire de la volonté ne les rend-il pas vulnérables à l’ennui?
Une énième génération perdue? Mais n’est-on pas toujours un peu perdu entre
l’enfance et l’âge adulte? Ces jeunes n’ont pas choisi de vivre dans ce monde, à l’élaboration
duquel ils ne sont du reste pas encore en âge de prendre une part active. Les sociologues ont
coutume d’étiqueter les générations. Les jeunes de Liquid Crystals pourraient appartenir
à la génération Y, parfois également appelée Génération Einstein. Elevés dans la société
numérique, les jeunes de cette génération, à la différence de la génération X, montreraient
des dispositions collectivistes plutôt qu’individualistes. Leurs aptitudes dans le traitement
de l’information tiendraient de la pensée imaginative et censément multidisciplinaire d’un
Albert Einstein, plutôt que de la pensée logique, systématique et soi-disant linéaire d’un
Isaac Newton.
Ces jeunes qui ont grandi à l’ère digitale ont eu librement accès depuis leur plus
jeune âge à du porno sur leurs écrans d’ordinateurs. Il est possible que cela les ait perturbés. L’enjeu de la sexualité est-il pour eux d’imiter et de reproduire des séquences vidéo?
Il leur faut opérer un mouvement à rebours, du dehors vers le dedans. Percer à travers
cette agitation frénétique une fenêtre qui ouvre sur l’amour. Avoir à l’âge de seize ans déjà
tout vu et parfois même tout essayé sur le plan sexuel permet à tout le moins d’entrer dans
l’âge adulte en sachant ce qu’on veut ou pas.C’est un avantage. Ces jeunes abreuvés de
pornographie appartiennent à une génération que nous reconnaîtrons sans doute un jour
comme la première sexuellement pleinement libérée.
La grandeur du format élève les individus photographiés par-delà toute individualité
au rang d’effigies de la jeunesse éternelle. Ils témoignent du temps qui est passé – rien
n’empêchant d’imaginer qu’ils ont aujourd’hui des enfants du même âge – et simultanément du temps qui ne passera jamais.
Roland Barthes qualifie la photo de jeunesse d’indiscrète – car s’y montre au
grand jour le corps qui sous-tend mon propre corps – et en même temps d’absolument
discrète – la photo n’étant pas de «moi». D’où qu’on puisse la considérer avec autant de
fascination que d’impudence. Mais on ne peut la fixer du regard sans qu’elle nous renvoie
à nous-mêmes.
Ces regards insistants visent-ils les spectateurs, ou sont-ils tournés vers le dedans?
Sont-ils en train de scruter les autres qu’ils sont à eux-mêmes? Si téméraires qu’ils veuillent
paraître, le doute se fait sentir. Ils balancent au seuil de la vie adulte, une vie avec des
autres, la vie où on juge et on est jugé. Une vie faite aussi de témoignages. Voir les autres.
Etre spectateur de la vie d’autrui. Mais ce que tous ces jeunes gens ont en commun, est
que leur désir l’emporte sur l eur anxiété. Leur curiosité jouissive est plus forte que l’ennui.
De l’autre côté de cette porte magique, à quoi ressemblera le monde, et qui deviendront-ils?
LIQU I D CRYSTALS
”Cause they say two thousand zero zero
Party over, oops out of time
So tonight I’m gonna party like it’s 1999“
Prince, 1999
‘Aetas parentum pejor avis tulit nos nequiores, mox daturos progeniem vitiosiorem.’
De tijd der ouders, slechter dan de grootouders, heeft ons, die weer slechter zijn dan zij,
voortgebracht, en wij zullen spoedig een nog bedorvener nakomelingschap verwekken. Dit
zei Horatius in zijn Carmina, dit schreef mijn grootvader tweeduizend jaar later over in zijn
schrift waarop hij in krulletters ‘gevleugelde woorden’ had geschreven. Hoe slecht moest
ik mij nu als kleinzoon, nog bedorvener immers dan hij, die op zijn beurt al zo ontzettend
slecht was, wel niet voelen? In ieder geval niet zo slecht als de jeugd die na mij zou komen.
Liquid Crystals zijn monumentale portretten van jonge mensen. Meisjes en jongens
op de rand van volwassenheid. Hun leeftijd is moeilijk precies vast te stellen. Veertien zijn
ze misschien, vijftien, zestien, zeventien. Hun lichaam transformeert van kind naar man
en vrouw.
Aan Lafontaine tonen ze wie ze zijn, werkelijk zijn, of wie ze werkelijk zouden willen
zijn. De jongens en meisjes proberen een zelfverzekerde houding aan te nemen, maar wat
je ziet is kwetsbaarheid, onzekerheid, fragiliteit.
Wat is identiteit als je volop aan het transformeren bent. Als je moet je worden
wie je eigenlijk bent, of kun je je identiteit zelf kiezen? De mogelijkheden lijken eindeloos
en dat kan verwarrend zijn. Als je moet kiezen wie je bent, betekent het dat identiteit
willekeurig is. En dat authenticiteit niet bestaat. Misschien is leven een kwestie van een
rol spelen. Maar als iedereen een rol speelt wat is de waarheid dan? Wat is écht?
De jonge mensen op de foto’s bevinden zich niet alleen op de rand van het
onvolwassen en volwassen leven maar ook op de rand van de twintigste en eenentwintigste
eeuw. Een volgende eeuw klinkt – zoals volwassen worden – als een onbekend nieuw
leven. De blik in hun ogen is zelfverzekerd, verwachtingsvol, verwijtend misschien ook.
De wereld om hen heen hebben ze niet zelf gemaakt, ze zijn daarvoor niet verantwoordelijkheid. Ze kijken er naar en denken: willen we hiertoe behoren? En tegelijk weten ze:
wij hebben de toekomst.
Ze hebben niet hoeven vechten en niet op de barricades moeten staan, maar
toch is hun tijd ook niet zorgeloos. Deze jongeren stammen uit het tijdperk Dutroux. Zij
hebben meegeleefd met Julie en Melissa. Hun wereldbeeld is gevuld met pedofielen.En
schietpartijen op scholen. En klimatologische veranderingen en ecologische rampen en
crisis-denken. Ze zijn zich bewust van zoveel gevaren. Jongeren aan het eind van de 20ste
eeuw kunnen niet meer onbezonnen zijn. Altijd op hun quivive. En tegelijk hebben ze van
hun ouders te horen gekregen dat ze moeten doen wat ze willen. Zelfontplooiing is het
imperatief. Een subtiele dwang. Het betekent dat je je helemaal niet tegen je ouders hoeft
af te zetten en ook niet tegen de maatschappij waarin je van iedereen moet zijn wie je
bent. Die van je verwacht dat je artistiek bent en creatief en authentiek. En mooi en blij en
veelbelovend. En ze krijgen ook nog te horen dat ze gelukkig moeten zijn. Ze zijn daarvoor
zelf verantwoordelijk. Als het hen niet lukt, betekent het dat ze gefaald hebben.
Wanneer alles mag en je mag zijn wie je bent, zou je in paniek kunnen raken
omdat de vraag wie je werkelijk bent en wat je werkelijk wilt voor weinig jonge mensen
te beantwoorden is. En wat nog erger is: door gebrek aan weerstand zou de verveling
kunnen toeslaan.
De zoveelste verloren generatie in de geschiedenis? Zijn jonge mensen tussen
kind en volwassenheid niet altijd in zekere zin verloren. Ze hebben niet gekozen om op
deze wereld te staan en tegelijk zijn ze nog te jong om aan deze wereld echt deel te nemen.
Sociologen geven generaties namen. De jonge mensen uit Liquid Cristals zouden tot de
generatie Y kunnen behoren.Generatie Einstein wordt ze ook wel genoemd. Opgegroeid
in de digitale informatiemaatschappij,zou deze generatie in tegenstelling tot de generatie
X voor hen, niet individualistisch maar collectivistisch zijn ingesteld. Zij zouden in staat zijn
informatie te verwerken op een manier die eerder zou lijken op het creatief en verondersteld multidisciplinair denken van Albert Einstein, dan op het rationeel, logisch en lineair
genoemde denken van Isaac Newton.
Deze jonge mensen die opgegroeid zijn in het digitale tijdperk hebben van jongs
af aan via hun computerscherm porno vrij tot hun beschikking hebben gehad. Misschien
verwart hen dat. Is seks voor hen een kwestie van copiëren en imiteren van videobeelden?
Ze moeten een omgekeerde beweging maken, van de buiten-naar de binnenkant. Binnen
al die handelingen zelf op zoek gaan naar liefde. Als je op je zestiende op het gebied
van seksualiteit alles hebt gezien en misschien ook hebt uitgeprobeerd weet je op de
drempel van de volwassenheid tenminste wat je wel en niet wil. Dat is winst. Onze met
pornografie bestookte jongeren behoren tot een generatie die we later waarschijnlijk
de eerste écht sekueel bevrijde zullen noemen.
Door het grote formaat van de foto’s doet deze mensen hun eigen individualiteit
overstijgen en maakt hen tot exemplaren van de eeuwige jeugd. Ze getuigen van de tijd
die voorbij is gegaan (we kunnen ons inbeelden dat deze mensen vandaag zelf kinderen
van deze leeftijd hebben) en tegelijk getuigen ze van de tijd die nooit voorbij zal gaan.
Roland Barthes noemt de jeugdfoto tegelijkertijd heel indiscreet (het lichaam dat
aan mijn lichaam ten grondslag ligt, is erop te lezen) en heel discreet. Het is daarom dat je
er zo gefascineerd en onbeschaamd naar kan kijken. Maar je kan er niet niet kijken zonder
aan jezelf te denken.
De indringende ogen kijken de toeschouwers aan, of kijken ze naar binnen?
Kijken deze mensen naar zichzelf die de ander is? Hoe krachtig ze willen overkomen, je
voelt de twijfel. Ze aarzelen voor het volwassen leven, een leven met anderen, het leven
van beoordelen en beoordeeld worden. En ook het leven van getuigen. De anderen zien.
Toeschouwer zijn in het leven van de ander. Maar wat al deze jonge mensen gemeenschappelijk hebben is dat hun verlangen groter is dan hun angst. Hun nieuwsgierigheid
en zin zijn groter dan verveling. Wat voor wereld gloort aan de overzijde van die magische
drempel en wie zullen ze dan zijn?
LIQU I D CRYSTALS
”Cause they say two thousand zero zero
Party over, oops out of time
So tonight I’m gonna party like it’s 1999“
Prince, 1999
̕Aetas parentum pejor avis tulit nos nequiores, mox daturos progeniem vitiosiorem.̕
„Unsere Großeltern waren schlimm, unsere Eltern schlimmer, wir sind schlimmer als
unsere Eltern, und unsere Kinder und Enkel werden schlimmer als wir sein.” Diese Zeilen
entsammen den Oden des Horaz. Zweitausend Jahre später kopierte sie mein Großvater
in ein Heft, in welchem er üblicherweise „Weisheitsworte” in Schönschrift eintrug. Als
entarteter Enkel eines Großvaters, der bereits sehr schlimm war, wie stark müsste ich mich
selbst verleumden? Auf jeden Fall weniger als es meine Nachfolger tun müssen. „Liquid
Crystals” besteht aus einer Reihe monumentaler Porträts von Jugendlichen. Jungen und
Mädchen auf der Schwelle zur Reife. Ihr genaues Alter ist schwer zu bestimmen. Vierzehn,
vielleicht fünfzehn, sechszehn oder siebzehn Jahre alt. Der Körper ist auf halbem Wege
von Kind zu Mann oder Frau.
Lafontaine enthüllt sie, wer sie sind, wer sie wirklich sind, oder wer sie sein
möchten. Die Jungen und Mädchen geben sich die Mühe, sich selbst zu versichern, was
man aber wahrnimmt ist Verletzlichkeit, Unsicherheit, Zerbrechlichkeit.
Was soll auch Identität heißen, wenn man in voller Verwandlung begriffen ist.
Ist man gezwungen, derjenige oder diejenige zu werden, der oder die man ist, oder kann
man die eigene Identität auswählen? Die Möglichkeiten scheinen, unendlich zu sein, und
dies wird zur Quelle einer gewissen Ratlosigkeit. Wenn jeder wählen könnte, wer er
eigentlich ist, dann wäre Identität etwas Arbiträres und Authentizität wäre eine Wahn-
vorstellung. Zu leben ist vielleicht nichts anderes als ein Rollenspiel. Wenn aber alles
ein Spiel ist, was ist genau die Wahrheit? (Was wohl) Das Ernste?
Diese jungen Leute auf den Bildern befinden sich nicht nur an der Grenze
zwischen Jugendalter und Reife, sie stehen auch am Übergang vom 20. in das 21. Jahrhundert. Die Glocken des neuen Jahrhunderts, – und des neuen Alters – erwecken den
Wartenden zu einem neuen unbekannten Leben. Ihre Augen werfen einen Blick voller
Dreistigkeit und Erwartung, einen etwas auch missbilligenden Blick. Sie sind nicht die
Urheber der Welt, die sie umgibt, sie tragen dafür keine Veranwortung. Sie ergründen
diese Welt und stellen sich die Frage: Wollen wir dafür verantwortlich sein? Gleichzeitig
wissen sie: Die Zukunft gehört uns. Obwohl sie dem Krieg und den Barrikaden entgangen
sind, würde man sich täuschen, zu glauben, sie hätten sorglos vor sich hingelebt. Diese
Jugendlichen sind Kinder der Dutroux-Ära. Zeitgenossen von Julie und Melissa. Ihre
Weltvorstellung wimmelt von Kinderschändern. (Sie wimmelt) Von tödlichen Schießereien
in den Schulen. Von Klimawandel, von ökologischen Katastrophen, von Krisengedanken.
Wieviele Gefahren ihrem Bewusstein auch nur zum Hindernis werden. Die Jugendlichen
am Ende des 20. Jahrhunderts haben kein Recht mehr auf Unbesonnenheit. Sie müssen
ständig auf alles gefasst sein. Gleichzeitig haben ihre Eltern (wörtlich: Ältesten) sie ständig
dazu ermutigt, dem eigenen Sinn zu folgen. Die persönliche Entfaltung gilt als erste Aufgabe. Beinahe eine Regel, der man folgen muss. Dies bedeutet, dass man keinen Grund
hat, sich weder gegen die Autorität der Eltern zu wehren, noch gegen eine Gesellschaft, die
nichts anderes von ihren Mitgliedern verlangt, als dass sie sich so zeigen, wie sie sind. Eine
Gesellschaft, die von jedem von ihnen erwartet, Künstler, kreativ, authentisch zu sein. Und
schön und Stimmungskanonen und voller Versprechen. Und dazu noch glückselig. Es handelt
sich dabei um ihre Verantwortung. Sollten sie es nicht auf die Reihe bekommen, dann ist es
ihr schierer Misserfolg.
(Der Gedanke, ) dass alles erlaubt sei und dass man immer Recht hätte, das zu
sein, was man ist, was manchen entrüsten, wohl weil man annimmt, die Großzahl der
Jugendlichen sei unfähig, die Frage zu beantworten, wer sie eigentlich sind und was
sie eigentlich wollen. Schlimmer: führt nicht dieser immunitäre Mangel des Willens zu
Langeweile?
Noch eine verlorene Generation? Sind wir aber nicht immer um einiges zwischen
Kindheit und dem reifen Alter verloren? Diese Jugendlichen haben sich noch nicht entschieden, in dieser Welt zu leben, für die sie übrigens noch gar nicht das Alter erreicht
haben, um an ihrem Aufbau aktiv teilnehmen zu können. Die Soziologen pflegen, die
Generationen abzustempeln. Die Jugendlichen aus „Liquid Crystals” könnten der
Generation Y gehören, manchmal auch die Einstein Generation genannt. Im Unterschied
zur Generation X, weisen die Jugendlichen dieser Generation, die im digitalen Zeitalter
aufgewachsen sind, kollektivistische Tendenzen auf und keine individualistischen. Ihre
Fähigkeiten zur Bearbeitung der Information erinnern eher an das phantasievolle und
multidisziplinäre Denken eines Albert Einstein als an das logische, systematische und
sozusagen lineare Denken eines Isaac Newtons.
Diese Jugendlichen, die in der digitalen Ära aufgewachsen sind, hatten seit
frühestem Alter freien Zugang zu Porno. Möglicherweise hat sie dies durcheinander
gebracht. Empfinden sie Sexulität als ein Nachahmen und eine Wiederholung von Videosequenzen? Sie müssen wohl den Weg zurückgehen, vom Äußeren ins Innere wieder
zurück. Sie müssen die stürmische Unruhe überwinden, um ein Fenster zur Liebe zu
öffnen.
Wenn man im sexeullen Bereich mit sechszehn Jahren bereits alles gesehen und
erprobt hat, dann müssten beim Übergang ins reife Alter die eigenen Erwartungen klarer
sein. Das ist ein Vorteil. Diese mit Pronographie überschütteten Jugendlichen werden
wir eines Tages als diejenige Generation erkennen, die als erste sexuell völlig befreit war.
Die Größe des Formats erhebt die fotografierten Individuen über die eigene
Individualität hinaus zum allgemeinen Status eines Sinnbildes der ewigen Jugend. Sie
sind Zeugen einer vergangenen Zeit – nichts spricht dagegen, dass sie mittlerweile
selbst Kinder im gleichen Alter haben – gleichzeitig aber auch einer Zeit, die nie vergehen wird.
Roland Barthes bezeichnet das Jugendfoto als peinlich – da sich hier der Körper
zeigt, welcher meinem eigenen vorangeht – gleichzeitig aber auch als angemessen –
das Foto zeigt „mich” nicht. Daher kann man sie sowohl fasziniert als auch unschicklich
betrachten. Trotzdem kann der Blick nicht daran hängen bleiben, ohne dass wir auf uns
selbst zurückgeworfen werden.
Suchen diese unbeirrten Blicke den Betrachter oder sind sie nach innen gekehrt?
Ergründen sie gerade die anderen, die sie selber sind? So übermütig sie auch nur scheinen
wollen, man kann nur daran zweifeln. Sie pendeln auf der Schwelle zum reifen Alter, ein
Leben zusammen mit anderen, das Leben, in dem man urteilt und verurteilt wird. Ein
Leben voller Zeugnissen. Die anderen zu sehen.
Betrachter des Lebens anderer zu sein. Was jedoch alle diese Jugendlichen
gemeinsam haben, ist die Tatsache, dass ihre Begierde ihre Furcht übertrumpft. Ihre
lustvolle Neugierde übertrifft die Langeweile. Welche Welt erwartet sie hinter dieser
magischen Tür, was soll aus ihnen werden?
© ISEL
BIOGRAPHY
2012
2008
2007
2006
2004
2003
Icons of Art Basel-Rolls-Royce Artist Talk between Marie Jo Lafontaine
and Alexandre Castant
Prix ”Shanghai fashion & culture Mediaaward” 2007
China Fashion awards is China’s first award ceremony dedicated to the
discovery, reward and promotion of pioneers in culture and fashion industry
Competition winner City project “Klein Seminarie”, Roeselare, Belgium
Guest-Artist and competion winner of the Sky Arena Project
“I Love the World” for the Opening of the World Football Cup”
in Frankfurt, Germany
Guest-professor at U.D.K. in Berlin, Germany
Competition winner “Kunst am Bau” at the New Museum
built by Daniel Libeskind in Osnabrück, German
2002
2001
2000/01
2000
1998
1998
1998
1997
1996
1995
1992
1992
1990
1987
1986/87
1986
1985
1980
1979
1978
1977
1975/79
1950
Realization of the BMW Art project “Glass Pavillon” in Munich, Germany
Postage Stamp “The Roses”, an artistic series of stamps for Belgium
Competition winner “Art for the Pier”.
New Wing at Arlanda Airport in Stockholm, Sweden
Competition winner “Kunst am Bau” Justizcentrum, Bonn, Germany
Guest-professor at the Bundesakademie für Kulturelle Bildung
in Wolfenbüttel, Germany
Nominated “Cultural Ambassador of Flanders”
Associated professor at the HFG Karlsruhe, Germany
Award for photography “Photo 98” in Great-Britain
Start of interactive audio installations with Todor Todoroff
Award “Wilhem Loth Kunstpreis” from the city of Darmstadt, Germany
Award “Europäische Medien und Kommunikations Preis”, Germany
Professor at the HFG in Karlsruhe, Germany
Professor at the “Sommerakademie” in Salzburg, Austria
Invited at Documenta Kassel, Germany: “Les Larmes d’Acier”
Lives in Villeneuve-lez-Avignon and Marseille, France;
Invited artist at the Festival d’Avignon
Grant to “Fiacre”, Ministère de la Culture Française à Paris, France
Grant to “M.I.T.”, Boston, USA
Beginning of multi sources and multi screen video installations
Award “Prix de la Critique”, Antwerpen, Belgium
Bronze medal “Prix Europe de la Peinture”, Oostende, Belgium
Award “Prix de la Jeune Peinture Belge”, Brussels, Belgium
Beginning of monochrome textile environments
Studies at Ecole Nationale Supérieure d’Architecture et des
Arts Visuels, “La Cambre” in Brussels, Belgium
Born in Antwerpen, lives in Brussels
Colofon / Impressum
Texte / Tekst / Texte
Oscar van den Boogaard
Traductions / Vertaling / Übersetzung
francais / frans / französisch
Daniel Franco
allemand / duits / deutsch
Victor Teodorescu
Concept / Konzept
Marie-Jo Lafontaine
www.marie-jo-lafontaine.com
Photos
Marine Cox
Marie-Jo Lafontaine (p. 31-25-9-7-64)
Maquette / Layout
www.kaedesign.de
Editeur / Herausgeber
Lempertz 1798 S.A./N.V.
Grote Hertstraat 6, rue du Grand Cerf
Brussel - 1000 Bruxelles
T + 32 2 514 05 86
F + 32 2 511 48 24
[email protected]
www.lempertz.com
Lempertz S.A.
Grote Hertstraat 6, rue du Grand Cerf Brussel-1000 Bruxelles
T +32.2.514 05 86 www.lempertz.com