Notfall-Wortschatz auf Niederländisch

Notfall-Wortschatz auf Niederländisch
notfall-wortschatz.de/niederlaendisch-notfall-wortschatz/
Bewahren Sie in Notsituationen einen kühlen Kopf:
Bereiten Sie sich mit den Niederländisch-Vokabeln für Notfälle, Krankheit und Ärztliche Hilfe auf
eventuelle Notsituationen im Urlaub oder bei Ihrer Reise in den Niederlanden vor.
Wie ruft man um Hilfe? Wie erkläre ich dem Arzt auf Niederländisch meine Verletzung? Was heißt
Kopfschmerzen auf Niederländisch? Wie lautet die richtige Übersetzung für Apotheke?
Hier finden Sie die Antworten auf diese Fragen.
Notfälle
Help!
om hulp roepen
schreeuwen, gillen
de roep om hulp
het alarmnummer
Kunt u mij alstublieft
helpen?
Blijft u alstublieft even
wachten!
de eerste hulp
de redding
redden
Stop!
pas op!
het ongeluk
het ongeluk
de schade
Er is hier net een
ongeluk gebeurd.
een ongeval veroorzaken
Hilfe!
um Hilfe rufen
schreien
der Hilferuf
der Notruf
Können Sie mir bitte
helfen?
Bitte warten Sie!
die Erste Hilfe
die Rettung
retten
Stopp!
Vorsicht!
der Unfall
das Unglück
der Schaden
Hier gab es einen
Unfall.
einen Unfall
verursachen
iemand verwonden
jemanden verletzen
Ik ben duizelig.
Mir ist schwindelig.
Ik kan dat niet bewegen.
Ich kann das nicht
bewegen.
Ik heb een dokter nodig.
Ich brauche einen Arzt.
Ik moet naar het ziekenhuis. Ich muss ins
Krankenhaus.
de ambulance
der Krankenwagen
de nooddienst
der Notdienst
Dit is een noodgeval.
Ik heb een geneesmiddel
tegen...nodig.
Bel...
Kunt u alstublieft ... bellen?
mijn man
mijn vrouw
mijn ouders
de familieleden op de
hoogte brengen
sterven
in paniek raken
opgewonden
huilen
verliezen
Ik ben...verloren.
Ik ben bestolen.
Dief!
de politiepatrouille
de politie
de overval
het alarm
de vluchtweg
de stroomuitval
de ramp
gevaar
Brand!
de brandweer
Water!
© Sprachenlernen24. Diese Vokabeln sind Teil der Sprachkurse von Sprachenlernen24.
Das ist ein Notfall.
Ich brauche ein
Medikament gegen ...
Rufen Sie ...
Bitte verständigen Sie..
meinen Mann
meine Frau
meine Eltern
die Angehörigen
verständigen
sterben
in Panik geraten
aufgeregt
weinen
verlieren
Ich habe ... verloren.
Ich wurde bestohlen.
Dieb!
die Polizeistreife
die Polizei
der Überfall
der Alarm
der Fluchtweg
der Stromausfall
die Katastrophe
Gefahr!
Feuer!
die Feuerwehr
Wasser!
Seite 1
Notfall-Wortschatz auf Niederländisch
notfall-wortschatz.de/niederlaendisch-notfall-wortschatz/
Krankheit
de gezondheid
Ik heb een geneesmiddel
tegen...nodig.
Ik heb een dokter nodig.
Ik moet naar het ziekenhuis.
die Gesundheit
Ich brauche ein
Medikament gegen ...
Ich brauche einen Arzt.
Ich muss ins
Krankenhaus.
Bel...
Rufen Sie ...
Ik kan dat niet bewegen.
Ich kann das nicht
bewegen.
Ik ben duizelig.
Mir ist schwindelig.
pijn doen
weh tun
hier pijn
hier Schmerzen
Ik heb overgegeven. /
Ich habe mich (nicht)
Ik heb niet overgegeven.
erbrochen.
de ziekte
die Krankheit
ziek
krank
ongedeerd
unverletzt
de besmetting
die Ansteckung
de ontsteking
die Entzündung
de wond is ontstoken
entzündet
opzwellen
anschwellen
schadelijk
schädlich
de controle verliezen over außer Kontrolle
geraten
verergeren
verschlimmern
bleek
blass
het virus
das Virus
de infectie, de besmetting die Infektion
de verkoudheid
die Erkältung
verkouden worden
sich erkälten
de verkoudheid
der Schnupfen
niezen
niesen
keelpijn
die Halsschmerzen
de hoest
der Husten
hoesten
husten
de bronchitis
die Bronchitis
de griep
die Grippe
de koortsthermometer
das Fieber
beven, rillen
zittern
zweten
schwitzen
de blessuur, de verwonding die Verletzung
iemand verwonden
jemanden verletzen
zich verwonden
de wond
het bloed
bloeden
de splinter
de etter, de pus
de kras, de schram
de bult
zijn voet verstuiken
een pees verrekken
verbranden
zich verbranden
steken
bijten
de beet
het gif
giftig
de vergiftiging
de hondsdolheid
de allergie
allergisch reageren
de uitslag
de huiduitslag
jeuken
zeeziek zijn
hoogtevrees hebben
duizelig worden
zonnebrand
zonnesteek
overgeven
hoofdpijn
buikpijn
rugpijn
kiespijn
kramp krijgen
het maagzuur
de blaar op de voet
de bloedneus
de slapeloosheid
de cariës
© Sprachenlernen24. Diese Vokabeln sind Teil der Sprachkurse von Sprachenlernen24.
sich verletzen
die Wunde
das Blut
bluten
der Splitter
der Eiter
der Kratzer
die Beule
sich den Fuß
verstauchen
sich eine Sehne zerren
verbrennen
sich verbrennen
stechen
beißen
der Biss
das Gift
giftig
die Vergiftung
die Tollwut
die Allergie
allergisch reagieren
der Ausschlag
der Hautausschlag
jucken
seekrank sein
Höhenangst haben
schwindelig werden
der Sonnenbrand
einen Sonnenstich
sich übergeben
die Kopfschmerzen
Bauchschmerzen
Rückenschmerzen
Zahnschmerzen
einen Krampf
bekommen
das Sodbrennen
die Blase am Fuß
das Nasenbluten
die Schlaflosigkeit
die Karies
Seite 2
Notfall-Wortschatz auf Niederländisch
notfall-wortschatz.de/niederlaendisch-notfall-wortschatz/
Ärztliche Hilfe
de behandeling
de werkzame stof
de bijwerkingen
het recept
het medicijn
de tabletten
het medicijn
het geneesmiddel
de zalf
het antibioticum
het tegengif
redden
de redding
dringend
het kalmeringsmiddel
een krampstillend middel
de koortsthermometer
de pleister
het laxeermiddel
het slaapmiddel
het braakmiddel
de pijnstiller
het verdovingsmiddel
het voorbehoedsmiddel
het condoom
de tampon
het maandverband
die Behandlung
der Wirkstoff
die Nebenwirkungen
das Rezept
das Medikament
die Tabletten
die Medizin
das Heilmittel
die Salbe
das Antibiotikum
das Gegengift
retten
die Rettung
dringend
das Beruhigungsmittel
ein krampflösendes
Mittel
Fieberthermometer
das Pflaster
das Abführmittel
das Schlafmittel
das Brechmittel
das Schmerzmittel
das Betäubungsmittel
das Verhütungsmittel
das Kondom
der Tampon
die Monatsbinde
de zonnebrandcreme
die Sonnencreme
de zakdoekjes
die Taschentücher
in water oplosbaar
in Wasser löslich
inhaleren
inhalieren
twee keer per dag
täglich zwei Mal
de kinderarts
der Kinderarzt
de tandarts
der Zahnarzt
de oogarts
der Augenarzt
de apotheek
die Apotheke
de artsenpraktijk
die Arztpraxis
een ziekenhuis
ein Krankenhaus
het alarmnummer
der Notruf
de nooddienst
der Notdienst
de eerste hulp
die Erste Hilfe
de chirurgie
die Chirurgie
de ambulance
der Krankenwagen
een ziektekostenverzekering Krankenversicherung
bloed afnemen
Blut abnehmen
een röntgenfoto van de
den Fuß röntgen
voet maken
iemand verdoven
jemanden betäuben
spuiten, prikken
spritzen
de spuit
die Spritze
ontsmetten, desinfecteren desinfizieren
de wond verbinden
die Wunde verbinden
het verband
der Verband
iemand verplegen
jemanden pflegen
de verpleging
die Pflege
© Sprachenlernen24. Diese Vokabeln sind Teil der Sprachkurse von Sprachenlernen24.
Seite 3