VMBO-BK | Textbuch

NA KLAR!
3
VMBO-BK | Textbuch
Elisabeth Lehrner-te Lindert
Anke Poschmann
Liesbeth Weeda
NA KLAR!
Malmberg, ’s-Hertogenbosch
derde editie
www.naklar.nl
3
VMBO-BK | Textbuch
DUITS
Na klar!
klas
1-2
1-2 VMBO-BK
1-2 VMBO-KGT/HAVO
1-2 HAVO/VWO
1-2 VWO
3
3 VMBO-BK
3 VMBO-KGT
3 HAVO
3 VWO
4
4 VMBO-BK
4 VMBO-KGT
4 HAVO
4 VWO
5
5 HAVO
5 VWO
6
6 VWO
Voor de leerling
Voor de docent
Bij elk niveau is een Textbuch, een
Arbeitsbuch en een ePractice Pack,
met luister- en kijkfragmenten, digitaal
lesmateriaal, digitale toetsen, grammatica-,
spraak- en woordtrainers, en een digitaal
werkboek beschikbaar.
Bij elk niveau is een ePack met toetsen,
handleiding, digitaal Textbuch, digitaal
antwoordenboek en al het materiaal van
het ePractice Pack beschikbaar. Daarnaast
is een luister- en kijkbox met alle audio- en
videofragmenten en een antwoordenboek
beschikbaar.
Colofon
Omslag: Roquefort
Ontwerp: Uitgeverij Malmberg
Vormgeving: Omniafausta grafisch ontwerp
Illustraties: Roquefort, BartZelf
Bronvermelding
Beeldresearch: Daliz, Den Haag
Foto’s: Shutterstock, New York; Reuters / WFA / Novum Nieuws, Amsterdam;
Aber CPC / Alamy / Image Select, Wassenaar; Luxalaerm/ Kaletta, Hamburg;
iStockphoto, Calgery; Wer-Kennt-Wen.de; Barlag Werbe- & Messeagentur
GmbH, Osnabrück; Picture Alliance / DPA, Den Haag; Horst Galuschka / Alamy /
Image Select, Wassenaar; Look/ Hollandse Hoogte, Amsterdam; Schroewig / Bag /
Picture Alliance/ DPA, Den Haag; Deichkind.de; Alamy/ Image Select, Wassenaar;
Dreamstime, San Francisco; Corbis / Hollandse Hoogte, Amsterdam; Suzan / Flickr,
San Francisco; Bundesministerium für Gesundheit, Berlijn; Flickr / Eat smarter,
San Francisco; Klaus Rose / Picture Alliance / DPA, Den Haag; Catchlight Visual
Services / Alamy / Image Select, Wassenaar; Rittersport, Hamburg; Edeka, Hamburg;
real,- SB Warenhaus GmbH, Mönchengladbach; Lidl, Hamburg; Aldi, Erpe-Mere;
Kaiser’s / Hartmut Schmidt / Image Select, Wassenaar; Balzac Coffee, Hamburg;
Teenagewasteland.de, Mainz; Propeller Island City Lodge, Berlijn; Wirklich /
Raumdetail, Kiel; Frank Hoppe / V8 Hotel, Stuttgart; Bildarchiv Monheim GmbH
/ Alamy / Image Select, Wassenaar; Fasbender-druck.de; Juergen Henkelmann
Photography / Alamy / Image Select, Wassenaar; Linsie Spaans / Daliz Ontwerp,
Den Haag; IngImage, Londen
ISBN 978-90-345-8700-8
Derde editie, eerste oplage
Ondanks gedane inspanningen is het de uitgever wellicht niet gelukt alle
rechthebbenden te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich wenden
tot de uitgever.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,
opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige
vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen,
of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond
van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals
gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet
1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken
(artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoud
ERK-overzicht
Wegwijs in Na Klar!
4
6
1
So sind wir
8
2
Viel Erfolg!
28
3
Sport, Spiel, Spaß
50
4
Voller Energie
70
5
Mein Zuhause
90
6
Gute Reise!
112
Toolbox
132
Grammatica
A Het werkwoord
B Het lidwoord en de naamwoorden
C Overige onderwerpen
Overig
D Thematische woordenschat
E Examentraining
F Leertips
G De persoonlijke / informele brief
Woordenlijst
Overzichtskaart
133
133
137
143
147
147
149
152
155
157
158
Kapitel
Lesstofoverzicht
Luisteren
Lezen
Spreken
1
A1 Kan namen, getallen en bekende woorden
verstaan.
A1 Kan in korte, informatieve teksten informatie over
personen en plaatsen begrijpen.
Kan zich een idee vormen van de inhoud van een korte
tekst, in het bijzonder als die visueel ondersteund is.
Kan dingen opzoeken of kiezen in een lijst.
A1 Kan eenvoudige informatie over zichzelf
geven.
2
A1 Kan namen, getallen en bekende woorden
verstaan.
A1 Kan in korte, informatieve teksten informatie over
personen en plaatsen begrijpen.
Kan zich een idee vormen van de inhoud van een korte
tekst, in het bijzonder als die visueel ondersteund is.
Kan dingen opzoeken of kiezen in een lijst.
A1 Kan vertrouwde zaken en personen op een
eenvoudige manier beschrijven.
A2 Kan relevante informatie uit korte,
voorspelbare luisterteksten begrijpen.
Kan het onderwerp bepalen van een
langzaam, duidelijk gesproken gesprek.
A2 Kan korte, beschrijvende teksten over vertrouwde
onderwerpen begrijpen.
Kan specifieke informatie vinden en begrijpen in
eenvoudig, alledaags materiaal.
Kan in lijsten, overzichten en formulieren specifieke
informatie vinden.
Kan specifieke informatie begrijpen in eenvoudige
teksten.
A1 Kan in losse woorden en simpele, korte
zinnen iets of iemand beschrijven.
A2 Kan het onderwerp bepalen van een
langzaam, duidelijk gesproken gesprek.
Kan relevante informatie uit korte,
voorspelbare luisterteksten begrijpen.
Kan korte, duidelijke berichten
van telefonische computers en
antwoordapparaten begrijpen.
A2 Kan specifieke informatie vinden en begrijpen in
eenvoudig, alledaags materiaal.
Kan in lijsten, overzichten en formulieren specifieke
informatie vinden.
Kan eenvoudige, goed gestructureerde instructies
begrijpen.
Kan de hoofdlijn begrijpen van eenvoudige teksten in
een tijdschrift, krant of op een website.
Kan eenvoudige advertenties met weinig afkortingen
begrijpen.
Kan specifieke informatie begrijpen in eenvoudige
teksten.
A1 Kan eenvoudige informatie over zichzelf
geven.
5
A2 Kan relevante informatie uit korte,
voorspelbare luisterteksten begrijpen.
Kan een korte uitleg begrijpen.
A2 Kan specifieke informatie vinden en begrijpen in
eenvoudig, alledaags materiaal.
Kan in lijsten, overzichten en formulieren specifieke
informatie vinden.
Kan korte, beschrijvende teksten over vertrouwde
onderwerpen begrijpen.
Kan de hoofdlijn begrijpen van eenvoudige teksten in
een tijdschrift, krant of op een website.
Kan een korte, eenvoudige brief, e-mail of fax begrijpen.
Kan specifieke informatie begrijpen in eenvoudige
teksten.
A1 Kan in losse woorden en simpele, korte
zinnen iets of iemand beschrijven.
Kan een korte, vooraf geoefende
mededeling voorlezen aan een groep.
6
A2 Kan relevante informatie uit korte,
voorspelbare luisterteksten begrijpen.
Kan een korte uitleg begrijpen.
A2 Kan alledaagse borden en mededelingen begrijpen.
Kan in lijsten, overzichten en formulieren specifieke
informatie vinden.
Kan specifieke informatie vinden en begrijpen in
eenvoudig, alledaags materiaal.
Kan de hoofdlijn begrijpen van eenvoudige teksten in
een tijdschrift, krant of op een website.
Kan eenvoudige advertenties met weinig afkortingen
begrijpen.
A1 Kan in losse woorden en simpele, korte
zinnen iets of iemand beschrijven.
Kapitel
3
4
4
ERK en grammatica
vier
Gesprekken voeren
Schrijven
Grammatica
A1 Kan op een eenvoudige manier groeten en
afscheid nemen.
Kan een aantal getallen uitspreken en verstaan.
Kan eenvoudige informatie over vertrouwde,
concrete onderwerpen vragen of geven.
A1 Kan een paar eenvoudige zinnen opschrijven
over zichzelf of over andere mensen.
Wohnen en heißen
Getallen tot 100
Vraagwoorden
Haben en sein
Hoofdregels van der-, die- en das-woorden
A1 Kan op een eenvoudige manier groeten en
afscheid nemen.
Kan eenvoudige informatie over vertrouwde,
concrete onderwerpen vragen of geven.
Kan eenvoudige informatie vragen en geven over
welbevinden.
A1 Kan een paar eenvoudige zinnen opschrijven
over zichzelf of over andere mensen.
Kan een eenvoudig formulier invullen.
Getallen van 100 tot 1000
Dagen van de week
Rangtelwoorden tot 31
Kloktijden
De dagindeling
Der, ein Ò er
Zwakke werkwoorden met stam op -d of -t
A1 Kan een aantal getallen uitspreken en verstaan.
Kan eenvoudige informatie over vertrouwde,
concrete onderwerpen vragen of geven.
Kan in eenvoudige bewoordingen zeggen wat hij/
zij wel en niet leuk vindt en vragen wat anderen
wel en niet leuk vinden.
A1 Kan een kort, eenvoudig sms’je of e-mail
schrijven.
Kan een paar eenvoudige zinnen opschrijven
over zichzelf of over andere mensen.
Kan een eenvoudig formulier invullen.
Het bezittelijk voornaamwoord
Trappen van vergelijking
Du of Sie?
Modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd
Tijdsbepaling met im, am, um
A1 Kan om dingen vragen, iets aanbieden, voor iets
bedanken, begrijpen wanneer om iets gevraagd
wordt.
A1 Kan een kort, eenvoudig sms’je of e-mail
schrijven.
Kan een paar eenvoudige zinnen opschrijven
over zichzelf of over andere mensen.
De gebiedende wijs
Voorzetsels met de 4e naamval
Persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Voegwoorden
A1 Kan eenvoudige informatie over vertrouwde,
concrete onderwerpen vragen of geven.
A1 Kan een kort, eenvoudig sms’je of e-mail
schrijven.
Kan een eenvoudige lijst met vragen over zichzelf
invullen.
A2 Kan in korte, eenvoudige zinnen vertrouwde
zaken beschrijven.
Het onderwerp en het lijdend voorwerp
De der-groep en de ein-groep
De voltooid tegenwoordige tijd van haben en sein
Sterke werkwoorden met een -e in de stam
A1 Kan om verduidelijking vragen, eventueel met
hulp van gebaren.
Kan met een kort en eenvoudig antwoord
reageren op korte, eenvoudige vragen over
zichzelf en andere mensen.
A1 Kan een korte, eenvoudige briefkaart schrijven.
Kan eenvoudige aantekeningen maken.
Sterke werkwoorden met een -a in de stam
Sterke werkwoorden
Voorzetsels met de 4e naamval
fünf
5
Wegwijs in:
Na klar!
Na klar! is een complete methode Duits die je voorbereidt op het eindexamen
VMBO-BK, VMBO-KGT, HAVO en VWO. Je werkt vanuit het Arbeitsbuch (het werkboek)
of vanuit het ePractice Pack via de computer.
Opbouw
In klas 3 VMBO-BK ga je zes Kapitel doen. Elk Kapitel bestaat uit een basisroute van zeven
lessen en een vervolgroute.
Arbeitsbuch
Je begint een Kapitel altijd in het Arbeitsbuch of het ePractice Pack. Bij de opgaven staan
verwijzingen naar teksten in het Textbuch en naar luister- en kijkfragmenten in het
ePractice Pack. Je docent kan je de fragmenten ook laten horen of zien met een cd of dvd.
Textbuch
In je Textbuch staan alle teksten, dialogen, collages, foto’s en Worthilfe (die je helpt
om teksten te begrijpen). Elk Kapitel eindigt met een Lernbox. Daarin staat alles wat je
moet leren voor de toetsen: woordjes (Idiom), zinnetjes (Redemittel) om te spreken of te
schrijven en grammatica.
In je Textbuch zie je bovenaan elke bladzijde welke grammatica-en ERK-onderwerpen aan
bod komen in die les, zodat je altijd weet wat je gaat leren.
ePractice Pack
In je ePractice Pack vind je de volgende onderdelen.
Luister- en k ijkfragmenten
Als in het Arbeitsbuch verwezen wordt naar een luister- of een kijkfragment, open je deze
via je ePractice Pack. Je docent kan je de fragmenten ook laten horen of zien in de klas met
een cd of dvd uit de luister- en kijkbox.
Extra lesmateriaal in de basisroute
In elk Kapitel heb je in de basisroute in les 3 en les 6 oefenstof waarmee je jezelf extra
kunt voorbereiden op de ERK-toepassingsopdrachten in die lessen.
Trainers
Met de trainers oefen je grammatica, woordjes en uitspraak. Bij elke les in de basisroute
staan de onderdelen die aan bod komen al voor je klaar, dus je kunt er meteen mee aan
de slag! Natuurlijk kun je ook altijd op een tijdstip, dat je zelf kiest, oefenen met de
onderdelen die je nog eens extra wilt trainen.
Digitale toetsen
In elk Kapitel maak je na les 7 een adviestoets. Je ziet meteen wat je al goed kent en waar
je nog extra mee kunt oefenen. Als je de adviestoets op de computer maakt, zet deze voor
jou klaar wat het beste vervolg voor jou is. Je sluit de vervolgroute af met een eindtoets.
De adviestoets en de eindtoets gaan altijd over de stof in de Lernbox. Je docent beschikt
daarnaast ook nog over leestoetsen, spreektoetsen, schrijftoetsen, luistertoetsen en
kijktoetsen.
Extra lesmateriaal in de vervolgroute
In de vervolgroute van elk Kapitel staat extra materiaal voor jou klaar. Je oefent verder met
woordjes, grammatica en zinnetjes. En/of je maakt een leuke actuele opdracht over een
recente gebeurtenis in Duitsland of een Duitstalig land.
Digitaal werkboek
Alle oefeningen die in je Arbeitsbuch staan, staan ook als computeroefeningen in de
ePractice Pack. In elk Kapitel staan de oefeningen voor je klaar, inclusief de luister- en
kijkfragmenten.
6
sechs
Een Kapitel in Na klar!
Basisroute - Les 1
Je krijgt één of meer kijkfragment(en) te zien. Je verkent
het onderwerp van het hoofdstuk. Je gaat met
verschillende teksten en vaardigheden aan de slag, om je
voor te bereiden op de ERK-eindopdracht(en) spreken en
gesprekken voeren die je in les 3 gaat doen.
Adviestoets
Je test jezelf of je de stof van de Lernbox al
goed kent.
Basisroute - Les 2
Je krijgt één of meer luisterfragment(en) te horen,
bedoeld om te oefenen met je uitspraak. Je gaat met
verschillende teksten en vaardigheden aan de slag, om je
voor te bereiden op de ERK-eindopdracht(en) spreken en
gesprekken voeren die je in les 3 gaat doen.
Basisroute - Les 3
Je krijgt één of meer luisterfragment(en) te horen, bedoeld
om te oefenen met gesprekken voeren en spreken. Je
gaat met verschillende teksten en vaardigheden aan
de slag. Je eindigt deze les altijd met één of meer ERKeindopdracht(en) spreken of gesprekken voeren.
Vervolgroute - Individueel
Als je de adviestoets op de computer maakt,
zet deze voor jou klaar wat het beste vervolg
is voor jou. Je oefent verder met woordjes,
grammatica en zinnetjes. En/of je maakt
een leuke actuele opdracht over een recente
gebeurtenis in Duitsland of een Duitstalig
land.
Basisroute - Les 4
Je krijgt één of meer kijkfragment(en) te zien.
Je gaat met verschillende teksten en vaardigheden aan de
slag, om je voor te bereiden op de ERK-eindopdracht(en)
schrijven die je in les 6 gaat doen.
Basisroute - Les 5
Je krijgt één of meer luisterfragment(en) te horen.
Je gaat met verschillende teksten en vaardigheden aan de
slag, om je voor te bereiden op de ERK-eindopdracht(en)
schrijven die je in les 6 gaat doen.
Basisroute - Les 6
Je gaat met verschillende teksten en vaardigheden
aan de slag. Je eindigt deze les altijd met één of meer
ERK-eindopdracht(en) schrijven.
Basisroute - Les 7
Bij de oneven Kapitel ga je aan de slag met Literatur.
Je leest (delen van) jeugdliteratuur en/ of songteksten
en gedichten. Bij de even Kapitel ga je aan de slag met
Landeskunde. Je komt meer te weten over de cultuur en
gebruiken van de Duitstalige landen, altijd geïntroduceerd
met een kijkfragment.
Vervolgroute – Klassikaal
In de oneven Kapitel doe je een Miniprojekt.
Dit een leuke taaltaak waarin lesstof uit het
hele Kapitel aan bod komt. Je gaat met een
groepje leerlingen samen praktisch aan de
slag.
In de even Kapitel doe je Examentraining.
Je gaat aan de slag met echte examenteksten
leesvaardigheid .
Eindtoets
Je wordt getoetst op je beheersing van de
kennis die je geleerd hebt in het Kapitel.
Kennis omvat: grammatica, woordjes en
zinnen.
Je wordt ook getoetst op je beheersing van
vaardigheden: luisteren, lezen, spreken,
gesprekken voeren en schrijven.
sieben
7
Kapitel
1
8
acht
So sind wir
1
WUNDERBAR
So sind wir und nicht anders, kapier das.
So sind wir, geben niemals auf, so sind wir drauf.
Nicht brav und lieb, nicht zart und fein,
wir gehen nur nach vorn,
wir wollen gar nicht anders sein.
Denn so sind wir.
Nicht Zicke pur, nicht blablabla, wir starten durch.
Das Leben ist echt wunderbar.
Denn jetzt sind wir bereit.
Worthilfe
kapier
so sind wir drauf
zart
Zicke
sind bereit
snap
zo zijn we
teer
trutje
staan klaar
1 Mädchen
Kan informatie over personen en plaatsen begrijpen.
Kan zich een idee vormen van de inhoud van een korte tekst.
Kan informatie uit voorspelbare luisterteksten begrijpen.
Grammatik
>
Wohnen en heißen
2
DIE WOHNGEMEINSCHAFT
A
Hi, ich heiße Janina.
B
Hallo, mein Name
ist Felicia.
C
Hallo, ich bin My.
D
Und das ist unsere
Villa!
Vier Wochen ohne die Eltern leben? Alles selbst
machen und organisieren? Ist das nicht verrückt?
Fünf Mädchen probieren aus, wie das Leben in
einer Wohngemeinschaft ist.
Janina kommt aus der Stadt Spalt im Bundesland Bayern.
Das ist im Süden von Deutschland.
Sie hat eine jüngere Schwester.
Felicia kommt aus Pinneberg im Bundesland
Schleswig-Holstein. Das ist im Norden von Deutschland.
Felicia hat einen älteren Bruder.
My kommt aus Taunusstein. Das ist eine Stadt im
Bundesland Hessen. Sie hat zwei ältere Brüder.
My kann gut kochen! Das ist praktisch.
Mit Alina und Hilla ist die WG komplett. Die fünf
Mädchen freuen sich schon auf das Abenteuer.
Das Leben in der WG ist sicher cool!
Worthilfe
verrückt
Wohngemeinschaft (WG)
praktisch
freuen sich auf
gek
woongroep
handig
verheugen zich op
neun
9
Kapitel 1
2 Das sind wir
Kan in teksten informatie over
personen en plaatsen begrijpen.
1
aa
bee
tsee
dee
ee
ef
G
H
I
J
K
L
>
>
Getallen tot 100
Vraagwoorden
ghee
haa
ie
jot
ka
el
M
N
O
P
Q
R
em
en
oo
pee
koe
er
S
T
U
V
W
X
es
tee
Y
Z
upsilon
Ä
Ö
Ü
è
tsett
oe
fau
wee
iks
eu
u
WIE ALT?
In Deutschland haben
36 Prozent aller
Haushalte ein oder
mehrere Haustiere.
Insgesamt sind das
mehr als 40 Millionen
Tiere. Wie alt werden
unsere Haustiere?
Worthilfe
Haushalte
insgesamt
durchschnittlich
10
Grammatik
DAS ALPHABET
A
B
C
D
E
F
2
Kan dingen opzoeken in een lijst.
Kan een aantal getallen uitspreken en verstaan.
zehn
huishoudens
in totaal
gemiddeld
Tierart
So alt werden die Tiere durchschnittlich
Hund (bis 45 cm)
13 Jahre
Hund (ab 45 cm)
8 Jahre
Katze
14 Jahre
Meerschweinchen
6 Jahre
Zwergkaninchen
8 Jahre
Goldhamster
2 Jahre
Wellensittich
15 Jahre
Bron: www.tierschutz-bremerhaven.de (bewerkt)
3
KATZEN-CAFÉ
In Österreich wurde das erste
Katzenkaffeehaus eröffnet
5
Worthilfe
Wer nicht genug Zeit oder
Platz für ein eigenes
Haustier hat, kann das
neue Katzen-Café in Wien
besuchen. Wer selbst
Haustiere hat, ist natürlich
auch willkommen.
Im Café kann man Kaffee
trinken und Katzen streicheln.
Die sechs Katzen Moritz,
Luca, Kara, Momo, Sonia und
Thomas kommen aus einem
Wiener Tierheim und leben
jetzt im Café.
streicheln
Bron: www.sueddeutsche.de (bewerkt)
aaien
4
DRILLINGE
Die 16-jährigen Drillinge Michael, Tim und
Markus wohnen in Zweidorf bei Braunschweig.
Sie sind gleich alt und doch ganz verschieden.
Mit sechs Jahren hatten sie alle den gleichen Anorak. Der war
ein Geschenk von Oma. Die drei Jungen fanden das blöd.
Ansonsten finden Michael, Tim und Markus es toll, Drillinge zu
sein. „Es ist immer jemand zum Fußballspielen da,“ sagt Tim.
Sein Bruder Michael ergänzt: „Wir gehen alle in verschiedene
Schulen. Darum haben wir sehr viele Freunde.“ Bei uns zu
Hause ist immer was los. Es ist nie langweilig.
Bron: www.peiner-nachrichten.de (bewerkt)
PATCHWORK-FAMILIE
Worthilfe
den gleichen
ansonsten
ergänzt
dezelfde
verder
vult aan
mein Vater
Sa b i n e
Die 15-jährige Melanie aus Mühlheim erzählt über
ihre große Familie
Meine Eltern sind schon lange geschieden. Ich war damals zwei Jahre
alt und mein Bruder Lars war vier Jahre alt. Seit drei Jahren ist mein
Vater wieder verheiratet. Seine Frau heißt Sabine. Sie hat zwei Kinder:
Julia ist jetzt zwölf Jahre alt und Florian ist fünfzehn. Das sind meine
neuen Geschwister. Julia ist also meine Stiefschwester und Florian ist
mein Stiefbruder.
Wir alle sind zusammen eine Familie. So eine Familie nennt man auch
eine Patchworkfamilie.
Von Montag bis Donnerstag wohnen Lars und ich bei meiner Mutter.
Und von Freitag bis Sonntag sind wir bei meinem Vater, unserer
Stiefmutter, Julia und Florian.
Am Anfang fand ich das alles nicht so toll. Es gab oft Streit und es
war für alle nicht einfach. Aber jetzt geht es gut. Wir feiern sogar
zusammen Weihnachten. Dann kommen auch unsere Großeltern: sechs
Omas und sechs Opas. Dann sind wir eine wirklich große Familie!
Florian
Julia
meine Mutter
Worthilfe
Am Anfang
Weihnachten
In het begin
Kerstmis
ich (Melanie)
L ars
elf
11
Kapitel 1
3 Haustiere
Kan groeten en afscheid nemen.
Kan informatie over concrete onderwerpen vragen of geven.
1
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
12
zwölf
Kan informatie over zichzelf geven.
Kan een aantal getallen uitspreken en verstaan.
NABIL UND ISABELLA
Hallo! Ich bin Nabil. Ich bin in der Klasse 10B. Bist du
die neue Schülerin aus der 9A?
Servus! Ja, das stimmt. Ich heiße Isabella. Wir wohnen
seit August in München.
Woher kommt ihr? Wohnt deine ganze Familie jetzt in
München?
Wir kommen aus Salzburg in Österreich. Nur meine
Mutter wohnt da noch. Meine Eltern sind nämlich
geschieden.
Ich bin mit meinem Vater und meiner Stiefmutter nach
München gezogen. Seit August arbeitet mein Vater
hier.
Und kennst du noch andere Leute hier?
Meine Tante Thea und mein Onkel Otto wohnen auch
hier. Tante Thea ist die Schwester von meinem Vater.
Und wie heißen deine Eltern?
Mein Vater heißt Viktor, meine Mutter heißt Maria
und meine Stiefmutter heißt Stefanie.
Hast du Geschwister?
Nein, ich bin Einzelkind. Das finde ich gut. Meine
beste Freundin hat einen Bruder und der kann echt
nerven! Ich bin froh, dass ich keine Geschwister habe!
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Nabil
Isabella
Echt? Ist das nicht langweilig?
Nein, ich habe einen Cousin. Er heißt Chris. Chris ist
wirklich okay! Er ist schon siebzehn Jahre alt. Ich habe
viel Kontakt mit ihm.
Wie alt sind eigentlich deine Eltern?
Meine Mutter ist 39 Jahre alt und mein Vater ist 42.
Meine Stiefmutter ist 40 Jahre alt.
Hast du Haustiere?
Ja, ich habe einen Goldfisch, eine Katze und ein
Kaninchen.
Wie heißt denn deine Katze und wie alt ist sie?
Meine Katze heißt Timba. Sie ist fünf Jahre alt.
Ach, schade, die Pause ist vorbei.
Ja, das ist blöd. Sehen wir uns in der großen Pause?
Dann kannst du mir etwas über deine Familie
erzählen, okay?
Aber klar doch! Bis später, Isabella.
Tschüs, Nabil.
Worthilfe
das stimmt
nerven
dat klopt
op de zenuwen werken
2
Bilder
SERVUS UND SALÜ
der Hund
In Deutschland sagt man oft zur Begrüßung „Hallo!“ und zum Abschied
„Tschüs!“. Ist das in Österreich und in der Schweiz auch so?
Duzen
Siezen
begrüßen
Deutschland
Hallo!
Österreich
Hallo!
Servus!
verabschieden
Tschüs!
begrüßen
Hallo!
Guten Tag!
Auf Wiedersehen!
Tschüs!
Baba!
Hallo!
Grüezi!
Grüß Gott!
Auf Wiederschauen! Adie!
Adieu!
Ade!
verabschieden
Schweiz
Hallo!
Hoi!
Salü!
Tschüs!
die Katze
die Maus
das Pferd
Worthilfe
duzen
siezen
tegen iemand ’du‘ zeggen
tegen iemand ’Sie‘ zeggen
Sprechhilfe
Zo kun je over huisdieren vertellen
Ik heb een tamme rat.
Ik wil graag een papegaai.
Ik heb geen huisdier.
Zo kun je iemand om informatie vragen
Hast du Geschwister?
Heb je broers en zussen?
Hast du einen Bruder oder eine Schwester?
Heb je een broer of een zus?
Wie viele Geschwister hast du?
Hoeveel broers en zussen heb je?
Sind deine Eltern verheiratet oder geschieden?
Zijn je ouders getrouwd of gescheiden?
das Kaninchen
der Hamster
Ich habe eine zahme Ratte.
Ich möchte einen Papagei.
Ich habe kein Haustier.
Zo kun je antwoorden
Nein, ich bin Einzelkind.
Nee, ik ben enig kind.
Nein. Ich habe keine Geschwister.
Nee. Ik heb geen broers en zussen.
das
Meerschweinchen
der Goldfisch
Ich habe einen Bruder.
Ik heb een broer.
Ich habe eine Schwester.
Ik heb een zus.
der Wellensittich
Ich habe zwei Brüder.
Ik heb twee broers.
Ich habe zwei Schwestern.
Ik heb twee zussen.
das Huhn
Meine Eltern sind geschieden.
Mijn ouders zijn gescheiden.
dreizehn
13
Kapitel 1
4 Jungen
Kan informatie over personen en plaatsen begrijpen.
Kan zich een idee vormen van de inhoud van een tekst.
Kan informatie uit voorspelbare luisterteksten begrijpen.
1
WIR SIND DA
Hey, jetzt geht’s los,
wir rocken hier die Insel.
Freiheit pur, komm mit, sei dabei.
Alles klar, Mallorca, wir sind da.
Und die Sonne brennt heiß.
Und die Sonne brennt heiß.
Ja, jetzt geht’s los,
spürst du schon das Leben,
grenzenlos und niemals allein.
Wir sind da, Mallorca, es fängt an.
Und die Sonne brennt heiß.
Worthilfe
jetzt geht’s los
sei
spürst
niemals
fängt an
14
vierzehn
nu gaat het beginnen
wees
voel
nooit
begint
Grammatik
>
Haben en sein
2
DIE JUNGS-WG
Fünf Jungen wohnen vier Wochen in einer Villa.
Und die Eltern bleiben zu Hause. Urlaub ohne
Eltern – das ist total super! Aber das Beste kommt
noch: Die Villa ist auf einer Insel. Echt krass!
Am Flughafen von Palma de Mallorca lernen sich
die fünf Jungen kennen und sehen sie sich zum
ersten Mal.
A
Danny hat immer gute
Laune.
B
Jonas ist unordentlich
und chaotisch.
C
Charlie will aktiv sein
und nicht faulenzen.
D
Alex malt und zeichnet
gern.
E
Johannes kann gut
managen.
Danny, Jonas, Charlie, Alex und Johannes
verbringen die Zeit gemeinsam in der WG auf
Mallorca. Sie wollen alles allein machen: kochen,
putzen, aufräumen, Wäsche waschen und
einkaufen.
Der Urlaub wird sicher cool…
Worthilfe
Urlaub
gute Laune
unordentlich
malt
vakantie
een goed humeur
slordig
schildert
fünfzehn
15
Kapitel 1
5 Traumtyp
Kan namen, getallen en bekende woorden verstaan.
Kan informatie over personen en plaatsen begrijpen.
1
Grammatik
>
Hoofdregels van der-,
die- en das-woorden
INTERVIEW
Kerim
Julika
Michael
Kerim
Michael
Kerim
Julika
Kerim
Julika
Michael
Julika
Kerim
Michael
Kerim
Julika
Michael
16
Kan dingen opzoeken
in een lijst.
sechzehn
Hallo, ich bin Kerim von der Schülerzeitung
„Klartext“. Wir machen Interviews zum Thema
Aussehen. Darf ich euch auch interviewen?
Na klar! Hi, ich bin die Julika.
Und ich heiße Michael. Welche Fragen hast du
denn?
Also, gutes Aussehen, was ist das für dich?
Wie sieht dein Traummädchen aus?
Na ja, ich finde Mädchen mit schwarzen Locken
toll. Mein Traummädchen ist hübsch und hat
braune Augen. Es ist mir egal, ob sie groß oder
klein ist.
Und du, Julika?
Gutes Aussehen, hmm… Mein Traumjunge ist
nicht zu dünn und nicht zu dick, nicht zu groß
und nicht zu klein. Also einfach ganz normal.
Ich finde blonde Haare schön.
Was findest du besser? Ein tolles Aussehen
oder einen guten Charakter?
Ich finde beides wichtig. Ich möchte einen
Freund, der gut aussieht und auch lieb und
ehrlich ist.
Was soll ich mit einem Jungen, der superschön,
aber total blöd ist?
Ja, da hast du recht. Aussehen ist nicht alles.
Aber, wenn ich ehrlich bin … ein hässliches
Mädchen finde ich einfach nicht attraktiv.
Na, Michael! Es gibt auch Menschen, die sehen
nicht wie Models aus, aber sie haben eine tolle
Ausstrahlung und das macht sie schön!
Vielen Dank für eure Antworten, Julika und
Michael.
Gern geschehen! Wann kommt denn die
neueste Ausgabe von der Schülerzeitung?
In zwei Wochen, wie immer am Montag.
Tschüs und noch mal vielen Dank.
Tschüs, Kerim.
Tschüs!
Worthilfe
Aussehen
Locken
ist mir egal
Ausstrahlung
Ausgabe
uiterlijk
krullen
maakt mij niet uit
uitstraling
nummer
2
3
TOP 8
Luxuslärm ist eine deutsche Band
Wie ist dein Traumjunge
oder dein Traummädchen?
Das Aussehen spielt bei
Mädchen und Jungen eine
wichtige Rolle. Aber für die
Mädchen steht fest:
Er soll nett und lieb und vor
allem größer sein.
Mehr als 1 220 Jugendliche
wurden befragt.
TOP 8: JUNGEN ÜBER MÄDCHEN
1. Hübsch, attraktiv, gut aussehend
2. Soll schlank sein, gute Figur haben
3. Nett, lieb, freundlich
4. Blonde Haare
5. Lange Haare
6. Witzig, lustig
7. Sportlich
8. Intelligent
39%
36%
33%
18%
17%
16%
10%
10%
TOP 8: MÄDCHEN ÜBER JUNGEN
1. Nett, lieb, freundlich
2. Soll größer sein als ich
3. Witzig, lustig
4. Hübsch, attraktiv, gut aussehend
5. Soll schlank sein, gute Figur haben
6. Sportlich sein
7. Dunkle, schwarze Haare
8. Soll ein liebevoller, aufmerksamer Partner sein
41%
35%
25%
24%
23%
18%
14%
14%
Worthilfe
soll
aufmerksamer
Bron: www.baueradvertising.de
(bewerkt)
moet
attente
DU BIST SCHÖN
Du bist schön
Du bist keine Farbkopie,
ein Original und keine Fälschung.
Du passt in kein Schema rein,
und genau das passt ihnen nicht.
Sie haben nur ein Ideal,
doch du lässt dich nicht verbiegen.
Und wenn ich dir etwas sagen darf,
dann bleib so!
Du bist schön!
Egal, was sie versuchen zu erzählen.
Du passt nur nicht in irgendein Klischee!
Das können sie nicht leiden, nicht verstehen,
nicht sehen.
Du bist schön!
Du bist schön!
Du bist schön…
© Luxuslärm (bewerkt)
Worthilfe
Fälschung
lässt dich nicht verbiegen
wenn
darf
irgendein
leiden
vervalsing
laat je niet veranderen
als
mag
een of ander
uitstaan
siebzehn
17
Kapitel 1
6 Charakter
Kan een paar zinnen opschrijven over zichzelf of over andere mensen.
1
MEINE VERWANDTEN
Nina:
Hey Fjodor, bist du online?
Fjodor: Hi Nina. Klar doch. Wie geht’s? Hast du schon Pläne für die Herbstferien?
Nina:
Mensch, Fjodor, das dauert noch so lange. Aber ich habe schon Pläne.
Ich fahre zu meiner Tante und meinem Onkel nach Herne. Das liegt im
Ruhrgebiet.
Onkel Horst
Fjodor: Aha! Und wie sind sie so, dein Onkel und deine Tante?
Nina:
Sie sind sehr nett. Mein Onkel Horst ist Busfahrer. Er ist sehr groß und
dick. Horst hat fast keine Haare mehr. Er hat eine Glatze. Er hat braune
Augen. Mein Onkel ist freundlich und witzig.
Fjodor: Und deine Tante?
Nina:
Meine Tante heißt Sabine. Sie ist Lehrerin. Sie ist klein und dünn. Tante
Sabine hat grüne Augen und sie trägt eine Brille.
Fjodor: Ist deine Tante auch so lustig wie dein Onkel?
Nina:
Nein, Tante Sabine ist ein bisschen streng. Sie ist sehr ordentlich und
pünktlich.
Fjodor: Haben sie auch Kinder?
Nina:
Ja, einen Sohn und eine Tochter. Mein Cousin Tobias ist fünfzehn Jahre alt.
Er hat kurze, glatte Haare. Er sieht echt cool aus.
Tobias ist ehrlich, aber er ist ziemlich faul.
Fjodor: Und deine Cousine?
Nina:
Meine Cousine heißt Birgit. Sie ist zwölf Jahre alt. Birgit ist sportlich und
ein bisschen verrückt. Ihre Haare sind lang und sie hat Locken. Ich finde,
sie sieht richtig toll aus.
Fjodor: Weißt du, wer wirklich cool aussieht, echt hübsch ist?
Nina:
Nein, na sag schon! Wer denn?
Fjodor: Na du! Du siehst toll aus.
Nina:
18
achtzehn
Wow! Danke für das Kompliment!
Worthilfe
dauert
fast
Glatze
duurt
bijna
kaal hoofd
Tante Sabine
2
DAS BIN ICH
Hallo, ich heiße Markus.
Ich bin sechzehn Jahre alt. Ich gehe in die dritte Klasse der
Ostsee-Schule. Das ist eine Hauptschule in Wismar.
Wismar liegt im Norden von Deutschland.
Ich bin 1,87 Meter groß. Meine Haare sind kurz und glatt.
Meine Haare sind dunkelblond. Meine Augen sind blau.
Meine positiven Eigenschaften
Ich bin freundlich, ehrlich und hilfsbereit. Ich bin auch sportlich.
Ich spiele Basketball und ich skate gern. Und ich bin musikalisch.
Ich spiele seit fünf Jahren Bassgitarre.
Das macht mir sehr viel Spaß!
Meine negativen Eigenschaften
Ich bin ziemlich faul und ein bisschen unordentlich. Ich bin
unpünktlich. Das ist schon blöd. Ich komme oft zu spät zur Schule
und zu meinem Training.
Das bin ich! Tschüs!
Schreibhilfe
Zo kun je over het uiterlijk van jezelf en dat van anderen schrijven
Ik ben groot en dun.
Ich bin groß und dünn.
De vrouw is klein en dik.
Die Frau ist klein und dick.
Mijn haren zijn kort en gekruld.
Meine Haare sind kurz und gelockt.
Hij heeft lichtblauwe ogen.
Er hat hellblaue Augen.
Ik draag een bril.
Ich trage eine Brille.
De man draagt een baard.
Der Mann trägt einen Bart.
Zo kun je over karaktereigenschappen schrijven
Ik ben een beetje verlegen.
Ik ben heel nieuwsgierig.
Ik ben soms koppig.
Hij is zo aardig.
Ik vind haar tamelijk sympathiek.
Ich bin ein bisschen schüchtern.
Ich bin sehr neugierig.
Ich bin manchmal dickköpfig.
Er ist so nett.
Ich finde sie ziemlich sympathisch.
neunzehn
19
Kapitel 1
7 Literatur
Kan in teksten informatie over personen en plaatsen begrijpen.
1
DAS IDEALPAAR
Kan zich een idee vormen van de inhoud van een tekst.
Leonhard Thoma
1 Also, Meike und Torsten, die zwei … einfach ideal! Ja,
das gibt es noch. Wie schön!
Ihre Hobbys, ihre Interessen, fast identisch. Beide reisen
gern, beide sind Naturfreunde, und beide gehen gerne
aus: ins Kino, ins Konzert, ins Restaurant.
Er liebt italienisches Essen, sie auch. Beide interessieren
sich für moderne Kunst. So viel gemeinsam! Einfach
perfekt!
2 Natürlich gibt es Unterschiede. Aber das macht ja nichts.
Das ist absolut normal.
Sie liebt Woody-Allen-Filme. Er mag Krimis. Die gefallen
ihr nicht so. Aber es gibt auch intelligente Krimis, das
stimmt schon.
Alles eine Frage der Toleranz. Diese Unterschiede sind kein
Problem, im Gegenteil: Man hat ein Thema für ein gutes
Gespräch, für eine interessante Diskussion.
Auch mit den Berufen ist das so: Er ist Lehrer am
Gymnasium und hat immer lustige Anekdoten aus der
Schule. Sie ist Journalistin und trifft oft interessante und
wichtige Persönlichkeiten aus Politik, Sport und Kultur.
4 Natürlich gibt es auch Unterschiede. Jeder hat seine
Freiheiten und das ist gut so.
Montags spielt er mit seinen Kollegen Volleyball, sie
macht einen Yoga-Kurs. Mittwochs trifft sie meistens ihre
Freundinnen, er bleibt zu Hause und liest oder sieht fern.
Im Kaufhaus geht sie sofort zur Mode und er zu den
Büchern. Sie mag Schuhgeschäfte, ihn machen diese Läden
nervös. Aber sie kann ja gut alleine Schuhe kaufen.
Am Wochenende fährt sie manchmal zu ihrer Mutter und
er besucht seine Eltern. Aber oft fahren sie beide in die
Berge: im Sommer wandern, im Winter Ski fahren.
Was für eine Harmonie, nicht wahr? Absolut ideal.
Und es gibt noch mehr Gemeinsamkeiten … Was? Noch
mehr?
Nun, beide wohnen in München.
Und beide sind Singles.
Sie kennen sich nicht.
Wie schade!
Bron: Thoma, L., Das Idealpaar (bewerkt)
3 Er kommt früh nach Hause und kocht gerne. Sie kommt
später und spült gerne ab. Aber sie hasst Bügeln, und ihm
macht Bügeln richtig Spaß. Fantastisch, oder?
Zum Putzen haben beide keine Zeit, aber da kann ja eine
Putzfrau kommen. Ganz einfach!
Sie ergänzen sich wirklich super. Sie ist Informatikexpertin,
er ist bei Computern immer noch ein totaler Anfänger.
Aber er kann Regale zusammenbauen und Fahrräder
reparieren, und da hat sie zwei linke Hände.
Also wirklich: wie Yin und Yang, die beiden!
Oft denken beide dasselbe. Sie sitzt manchmal im Auto
und denkt: Sicher wartet er schon irgendwo auf mich.
Und er liegt in diesem Moment auf dem Sofa im
Wohnzimmer und fragt sich: Wann kommt sie endlich?
20
zwanzig
Worthilfe
gemeinsam
Unterschiede
Krimis
stimmt schon
Bügeln
Regale
meistens
Schuhgeschäfte
Wie schade!
gemeenschappelijk
verschillen
misdaadfilms
klopt wel
strijken
boekenkasten
meestal
schoenenwinkels
Wat jammer!
2
DIESE TUSSI!
Tanja Zimmermann
Diese Tussi! Denkt wohl, sie ist die Schönste! Juhu, die
Dauerwelle wächst schon raus. Und diese Stiefelchen von
ihr sind auch so hässlich. Außerdem hat sie sowieso keine
Ahnung. Von nichts und wieder nichts hat sie eine Ahnung.
Immer, wenn sie ihn sieht, schmeißt sie die Haare zurück
wie eine Filmdiva.
Das sieht doch ein Blinder, was sie für eine Show abzieht.
Ja, okay, sie kann ganz gut tanzen. Besser als ich. Okay. Sie
hat auch eine ganz gute Stimme, schöne Augen, aber sonst?
Sie geht einem ja schon nach fünf Minuten auf die Nerven.
Und er redet mit ihr … stundenlang. Extra nicht hingucken.
Nein, jetzt legt er auch noch den Arm um sie. Ich will hier
weg! Aber aufstehen und gehen, das könnte ihr so passen.
Damit sie ihren Triumph hat.
Auf der Toilette sehe ich in den Spiegel, ich finde meine
Augen schrecklich, und auch sonst, ich könnte kotzen.
Als ich aus der Toilette komme, steht er da: „Sollen wir
gehen?“ Ich versuche es betont gleichgültig mit „Wenn du
willst“. Ich kann gar nicht sagen, wie froh ich bin. An der
Tür frage ich, was denn mit Kirsten ist.
„Oh Gott, eine Nerventante, nein, vielen Dank!“…
„Och, ich finde sie ganz nett, eigentlich“, murmele ich.
Bron: Tanja Zimmermann, Eifersucht (bewerkt)
Worthilfe
Tussi
Dauerwelle
wächst raus
hat keine Ahnung
sonst
stundenlang
könnte
gleichgültig
murmele
trutje
permanentje
groeit eruit
heeft geen idee
verder
urenlang
zou kunnen
onverschillig
mompel
einundzwanzig
21
Miniprojekt
Kapitel 1
Kan in gesproken teksten namen, getallen en bekende woorden verstaan.
Kan in teksten informatie over personen en plaatsen begrijpen.
Kan dingen opzoeken in een lijst.
1
FACEBOOK
Facebook ist das bekannteste soziale Netzwerk. Mark Zuckerberg hat es im
Jahre 2004 entwickelt. Er war damals erst zwanzig Jahre alt. Mittlerweile
hat das Netzwerk rund eine Milliarde aktive Nutzer. Damit ist Facebook
weltweit die meist besuchte Webseite. In Deutschland liegt es auf Rang
zwei hinter Google.
Nutzer von Facebook müssen sich mit einem persönlichen Profil registrieren.
Jeder, der mindestens dreizehn Jahre alt ist, kann Mitglied werden.
Facebook wird in mehr als siebzig Sprachen angeboten.
Facebook und andere soziale Netzwerke stehen in der Kritik. So werden
zum Beispiel die persönlichen Daten der Nutzer an Dritte verkauft.
Worthilfe
Nutzer
Mitglied
Daten
gebruikers
lid
gegevens
Bron: http://de.wikipedia.org
2
PROFIL IM INTERNET
Hier ein paar Tipps, wenn du ein Profil
im Internet machen willst
A
Wähl ein sicheres Passwort für deinen Account –
z.B. eine Kombination aus Zahlen, Buchstaben und
Sonderzeichen.
B
Jeder Nutzer kann dein Profilbild sehen, also
überlege genau, welches Foto du verwendest.
C
Gib deinen echten Vor- und Nachnamen an.
Nur so können dich deine Freunde finden.
Worthilfe
Sonderzeichen
22
zweiundzwanzig
speciale tekens
3
EVA
Infos
Persönliches
Vorname
Nachname
Alter
Augenfarbe
Brille
Haarfarbe
Geburtstag
Wohnort
Land
Schule
Geschwister
Haustiere
Hobbys
Musik
Film / Serie
Eva
Minden
16 Jahre
blau
ja
dunkelblond
18. Oktober
Göttingen
Deutschland
Heinrich-Heine-Schule
(Hauptschule)
eine Schwester, einen Bruder
zwei Hamster, eine Katze
Tanzen, Volleyball spielen
Cro, Culcha Candela
Soaps und Actionfilme
dreiundzwanzig
23
Kapitel 1
1
Lernbox
Mädchen
Deutsch
das Abenteuer
aber
außerdem
der Garten
gemütlich
lustig
ohne
das Zimmer
Niederländisch
het avontuur
maar
bovendien
de tuin
gezellig
vrolijk
zonder
de kamer
Grammatik A
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij / u
Beispiel
Wir lieben das Abenteuer.
Ich will kommen, aber ich habe keine Zeit.
Ich habe Hunger. Außerdem habe ich Durst.
Das Haus hat einen Garten.
Bei den Großeltern ist es sehr gemütlich.
Leonard ist immer lustig.
Sie wollen Pommes ohne Ketchup.
Mein Zimmer ist groß.
Wohnen en heißen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
wonen
wohnen
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen
heten
heißen
heiße
heißt
heißt
heißen
heißt
heißen
Stappenplan
Werkwoorden zoals wohnen
1
2
wohnen
wohn-
3
Neem het hele werkwoord:
Haal -en van het hele werkwoord af.
 Je houdt de stam over:
Plak achter de stam de juiste uitgang:
e
Gebruik dit stappenplan ook voor andere
werkwoorden, bijvoorbeeld:
2
st
t
en
t
lernen, kommen, machen
en
Werkwoorden met een stam die eindigt op
een s-klank (-s, -ß, -z) zoals heißen
heißen
heiß-
e
t
t
en
t
reisen, tanzen
Das sind wir
Deutsch
blöd
geschieden
langweilig
schon
sogar
der Streit
verheiratet
wieder
24
Woorden zoals ich (ik) en du (jij) zijn persoonlijke
voornaamwoorden.
Het persoonlijk voornaamwoord Sie (u) hoort in het
Duits bij de meervoudsvormen.
Beispiel:
Kommen Sie morgen?
Komt u morgen?
vierundzwanzig
Niederländisch
stom
gescheiden
saai
al
zelfs
de ruzie
getrouwd
weer
Beispiel
Du kommst nicht mit? Das finde ich blöd!
Sind deine Eltern geschieden?
Jeden Tag ins Kino? Das ist langweilig.
Bist du schon sechzehn Jahre alt?
Wir haben viele Tiere. Wir haben sogar vier Mäuse.
Anass und Soufian haben wieder Streit.
Mein Onkel ist verheiratet.
Heute haben wir wieder Training.
en
Grammatik B
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
null
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn
Getallen tot 100
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Grammatik C
Niederländisch
hoe
waar
waar … vandaan
wie
wanneer
waarom
waar … naartoe
wat
hoezo
3
elf
zwölf
dreizehn
vierzehn
fünfzehn
sechzehn
siebzehn
achtzehn
neunzehn
zwanzig
30
40
50
60
70
80
90
100
Beispiele:
27
siebenundzwanzig
36
sechsunddreißig
42
zweiundvierzig
55
fünfundfünfzig
68
achtundsechzig
72
zweiundsiebzig
89
neunundachtzig
94
vierundneunzig
dreißig
vierzig
fünfzig
sechzig
siebzig
achtzig
neunzig
hundert
Vraagwoorden
Deutsch
wie
wo
woher
wer
wann
warum
wohin
was
wieso
Beispiel
Wie heißt du?
Wo wohnst du eigentlich?
Woher kommt er?
Wer wohnt in Berlin?
Wann kommst du?
Warum gehst du nicht mit?
Wohin fahren wir morgen?
Was meinst du genau?
Wieso bist du böse?
Voorbeeld
Hoe heet je?
Waar woon je eigenlijk?
Waar komt hij vandaan?
Wie woont in Berlijn?
Wanneer kom je?
Waarom ga je niet mee?
Waar gaan we morgen naartoe?
Wat bedoel je precies?
Hoezo ben je boos?
Haustiere
Niederländisch
de ezel
de kip
de hond
de kat
de muis
de cavia
het paard
het varken
de parkiet
de geit
Deutsch
der Esel
das Huhn
der Hund
die Katze
die Maus
das Meerschweinchen
das Pferd
das Schwein
der Wellensittich
die Ziege
Beispiel
Der Esel hat ein graues Fell.
Das Huhn legt ein Ei.
Der Hund bellt sehr laut.
Die Katze miaut und schnurrt.
Die Maus ist klein und piept.
Ein Meerschweinchen wird 20 bis 35 cm lang.
Wenn ich reich bin, kaufe ich mir ein Pferd.
Das kleine Schwein ist rosa.
Mein Wellensittich kann sogar sprechen.
Die Ziege steht nachts im Stall.
Niederländisch
Heb je broers en zussen?
Deutsch
Hast du Geschwister?
Hoe oud zijn je ouders?
Wie alt sind deine Eltern?
Heb je huisdieren?
Hoe heet je konijn?
Hast du Haustiere?
Wie heißt dein Kaninchen?
Niederländisch
Ja. Ik heb een broer en twee
zussen.
Mijn moeder is 39 jaar oud en
mijn vader is 42.
Ja, ik heb een goudvis.
Mijn konijn heet Flecki.
Redemittel
Deutsch
Ja. Ich habe einen Bruder und
zwei Schwestern.
Meine Mutter ist 39 Jahre alt
und mein Vater ist 42.
Ja, ich habe einen Goldfisch.
Mein Kaninchen heißt Flecki.
fünfundzwanzig
25
4
Jungen
Deutsch
aufräumen
einkaufen
faulenzen
der Flughafen
immer
die Insel
die Sonne
ziemlich
Niederländisch
opruimen
boodschappen doen
luieren
het vliegveld
altijd
het eiland
de zon
tamelijk
Grammatik D
Beispiel
Ich will mein Zimmer nicht aufräumen.
Er geht im Supermarkt einkaufen.
Am Samstag machen wir nichts: wir faulenzen.
Der Flughafen Schiphol liegt bei Amsterdam.
Warum kommst du immer zu spät?
Mallorca ist eine Insel.
Die Sonne ist ein Stern und kein Planet.
Meine Schwester ist ziemlich nett.
Haben en sein
De werkwoorden haben (hebben) en sein (zijn) zijn in de tegenwoordige tijd onregelmatig. De vormen moet je uit het hoofd leren.
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij / u
5
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
hebben
haben
habe
hast
hat
haben
habt
haben
zijn
sein
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Let op:
Frau Berg, haben Sie ein Haus?
Herr Müller, sind Sie zu spät?
Frau Berg, hebt u een huis?
Herr Müller, bent u te laat?
Traumtyp
Deutsch
genau
hässlich
hübsch
lieb
recht haben
schön
verstehen
witzig
Grammatik E
Niederländisch
precies
lelijk
knap
lief
gelijk hebben
mooi
begrijpen
grappig
Beispiel
Er ist genau 1,76 Meter groß.
Ich finde Piercings hässlich. Und du?
Hanno ist wirklich hübsch.
Sandra ist lieb zu den Kindern.
Warum willst du immer recht haben?
Ich finde die Klamotten von Mareike schön!
Wir verstehen die Aufgaben. Sie sind einfach.
Der neue Lehrer ist witzig.
Hoofdregels van der-, die- en das-woorden
1 De hoofdletter
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je ‘de’, ‘het’ of ‘een’ voor kunt zetten.
Deze woorden schrijf je in het Duits met een hoofdletter.
Beispiele:
der Tisch
de tafel
das Haus
het huis
die Schwester de zus
ein Schüler een leerling
2 Het geslacht
In het Duits heb je drie bepaalde lidwoorden: der, die en das.
In het woordenboek kom je bij zelfstandige naamwoorden de afkortingen (m / m), (v / w) en (o / s) tegen. Zo weet je of het om een
mannelijk (der), vrouwelijk (die) of onzijdig (das) zelfstandig naamwoord gaat.
26
sechsundzwanzig
der-woorden
m/m
(mannelijk = männlich)
die-woorden
v/w
(vrouwelijk = weiblich)
das-woorden
o/s
(onzijdig = sächlich)
In het Duits
- mannelijke personen
- mannelijke dieren
- mannelijke beroepen
- de dagen
- de maanden
- de dagdelen
- de jaargetijden
- vrouwelijke personen
- vrouwelijke dieren
- vrouwelijke beroepen
- woorden op -heit
- woorden op -keit
- woorden op -ung
- de meeste woorden op -e
- veel woorden die in het Nederlands
onzijdig zijn (‘het’-woorden)
- woorden op -chen
zelfstandige naamwoorden
in het meervoud (mv)
krijgen het lidwoord die
6
Beispiel
- der Mann
- der Hahn
- der Lehrer
- der Montag
- der Oktober
- der Abend
- der Sommer
- die Frau
- die Henne
- die Lehrerin
- die Freiheit
- die Möglichkeit
- die Übung
- die Schule
- das Kind
Voorbeeld
- de man
- de haan
- de leraar
- de maandag
- oktober
- de avond
- de zomer
- de vrouw
- de hen
- de lerares
- de vrijheid
- de mogelijkheid
- de oefening
- de school
- het kind
- das Mädchen
- het meisje
- die Abende
- die Übungen
- die Kinder
- de avonden
- de oefeningen
- de kinderen
Charakter
Niederländisch
eerlijk
vriendelijk
gelukkig
muzikaal
aardig
netjes
op tijd
sportief
verdrietig
gek
Deutsch
ehrlich
freundlich
glücklich
musikalisch
nett
ordentlich
pünktlich
sportlich
traurig
verrückt
Beispiel
Erhan ist immer ehrlich. Er lügt nie.
Kennst du Frank? Er ist freundlich.
Gloria hat gewonnen! Sie ist glücklich.
Maria ist musikalisch. Sie singt und spielt Gitarre.
Findest du Niklas auch so nett?
Du bist so ordentlich, Orhan! Das finde ich gut.
Paul kommt nie zu spät. Er ist immer pünktlich.
Selma ist sportlich. Sie spielt Handball und Tennis.
Warum ist Thomas traurig?
Sie findet Viktor ein bisschen verrückt.
Redemittel
Niederländisch
Ik ben 1,72 meter lang.
Mijn haren zijn lang en ik heb
krullen.
Mijn ogen zijn blauw.
Ik ben hulpvaardig en een
beetje slordig.
Deutsch
Ich bin 1,72 Meter groß.
Meine Haare sind lang und ich
habe Locken.
Meine Augen sind blau.
Ich bin hilfsbereit und ein
bisschen unordentlich.
Niederländisch
Zij ziet er leuk uit.
Zijn haren zijn kort, steil en
zwart.
Haar ogen zijn bruin.
Hij is grappig, maar hij is
tamelijk lui.
Deutsch
Sie sieht toll aus.
Seine Haare sind kurz, glatt und
schwarz.
Ihre Augen sind braun.
Er ist witzig, aber er ist ziemlich
faul.
siebenundzwanzig
27