belgisch staatsblad — 26.02.2000 — moniteur belge
Transcrição
belgisch staatsblad — 26.02.2000 — moniteur belge
5838 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2000 — MONITEUR BELGE vom 30. Juli 1999), wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: J. Colpin, wohnhaft in 2811 Hombeek, Hombekerkouter 49, M. De Grève, wohnhaft in 1420 Braine-l’Alleud, avenue du Cadre Noir 5, K. Desaegher, wohnhaft in 1090 Brüssel, F. Volralstraat 25, H. Desmedt, wohnhaft in 1000 Brüssel, Wolstraat 17, P. De Gryse, wohnhaft in 1560 Hoeilaart, Albert Rowiesstraat 12A, L. Deschamps, wohnhaft in 1570 Galmaarden, Tasseniersstraat 4, B. Franck, wohnhaft in 2160 Wommelgem, Vlasakker 12, J. Geysen, wohnhaft in 1020 Brüssel, Neerleest 4, L. Goossens, wohnhaft in 2300 Turnhout, de Merodelei 114, B. Haegeman, wohnhaft in 1160 Brüssel, Hertogendal 176, T. Heeren, wohnhaft in 3800 Sint-Truiden, Hoveniersstraat 19, Y. Keppens, wohnhaft in 1785 Merchtem, Langensteenweg 45, J. Laveyt, wohnhaft in 1180 Brüssel, Wolvendaellaan 127, D. Lebeau, wohnhaft in 1410 Waterloo, rue de la Station 87, Y. Nachtegaele, wohnhaft in 1981 Zemst-Hofstade, Grensstraat 43, J.-P. Palms, wohnhaft in 3800 Sint-Truiden, Heide 18, W. Peeters, wohnhaft in 9250 Waasmunster, Oudeheerweg Heide 105, W. Quirynen, wohnhaft in 1060 Brüssel, Berckmansstraat 6, M. Ryde, wohnhaft in 8900 Ypern, Dikkebusseweg 514, G. Van Den Bossche, wohnhaft in 1731 Zellik-Asse, J. De Keersmaekerstraat 219, und L. Van Holm, wohnhaft in 8500 Kortrijk, Mgr. De Haernelaan 20. Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1870 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen. Der Kanzler, L. Potoms. c ARBITRAGEHOF [C − 2000/21095] Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 18 januari 2000 in zake de n.v. E.T.S. Bis tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 januari 2000, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 60 van het decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1993 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de vermindering van de onroerende voorheffing voorzien in artikel 257, 4°, Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vanaf aanslagjaar 1993 volledig te weigeren wanneer het onroerend goed langer dan twaalf maanden, rekening houdend met het vorig aanslagjaar, niet in gebruik is genomen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1871 van de rol van het Hof en samengevoegd met zaak nr. 1820. De griffier, L. Potoms. COUR D’ARBITRAGE [C − 2000/21095] Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage Par arrêt du 18 janvier 2000 en cause de la s.a. E.T.S. Bis contre l’Etat belge, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour d’arbitrage le 26 janvier 2000, la Cour d’appel d’Anvers a posé la question préjudicielle suivante : « L’article 60 du décret du Conseil flamand du 22 décembre 1993 viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en refusant totalement la modération du précompte immobilier prévue par l’article 257, 4°, du Code des impôts sur les revenus 1992 à partir de l’exercice d’imposition 1993 lorsque l’immeuble n’a pas été occupé pendant plus de douze mois, compte tenu de l’exercice d’imposition précédent ? » Cette affaire est inscrite sous le numéro 1871 du rôle de la Cour et a été jointe a l’affaire n° 1820. Le greffier, L. Potoms. 5839 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2000 — MONITEUR BELGE SCHIEDSHOF [C − 2000/21095] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof In seinem Urteil vom 18. Januar 2000 in Sachen der E.T.S. Bis AG gegen den Belgischen Staat, dessen Ausfertigung am 26. Januar 2000 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Antwerpen folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstößt Artikel 60 des Dekrets des Flämischen Rates vom 22. Dezember 1993 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem die in Artikel 257 Nr. 4 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 vorgesehene Ermäßigung des Immobilienvorabzugs ab dem Veranlagungsjahr 1993 überhaupt ausgeschlossen ist, wenn die Immobilie länger als zwölf Monate lang — unter Berücksichtigung des vorherigen Veranlagungsjahres — unbenutzt geblieben ist?» Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1871 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen und mit der Rechtssache Nr. 1820 verbunden. Der Kanzler, L. Potoms. ARBITRAGEHOF [C − 2000/21096] Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 januari 2000 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 26 januari 2000, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 6 van de wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 1999), wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door F. Bourdon, wonende te 8200 Brugge, Diederik van de Elzasstraat 13. Die zaak is ingeschreven onder nummer 1872 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms. COUR D’ARBITRAGE [C − 2000/21096] Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 25 janvier 2000 et parvenue au greffe le 26 janvier 2000, un recours en annulation de l’article 6 de la loi du 4 mai 1999 visant à améliorer le statut pécuniaire et social des mandataires locaux (publiée au Moniteur belge du 28 juillet 1999), pour cause de violation des articles 10 et 11 de la Constitution, a été introduit par F. Bourdon, demeurant à 8200 Bruges, Diederik van de Elzasstraat 13. Cette affaire est inscrite sous le numéro 1872 du rôle de la Cour. Le greffier, L. Potoms. SCHIEDSHOF [C − 2000/21096] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 25. Januar 2000 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 26. Januar 2000 in der Kanzlei eingegangen ist, wurde Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 6 des Gesetzes vom 4. Mai 1999 zur Verbesserung des Besoldungs- und Sozialstatuts der lokalen Mandatsträger (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 28. Juli 1999) wegen Verstoßes gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung erhoben von F. Bourdon, wohnhaft in 8200 Brügge, Diederik van de Elzasstraat 13. Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1872 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen. Der Kanzler, L. Potoms. 1186 BELGISCH STAATSBLAD — 12.01.2000 — Ed. 2 — MONITEUR BELGE ARBITRAGEHOF [C − 99/21620] Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 november 1999 in zake het Waalse Gewest tegen de c.v.b.a. Société immobilière régionale, en in aanwezigheid van de v.z.w. Asac-Ymca, heeft de vrederechter van het eerste kanton Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 182, § 3, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Aanvullend Protocol van 20 maart 1952 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Parijs en goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, doordat het bepaalt dat het bedrag van de onteigeningsvergoeding die aan de onteigenden wordt toegekend zal worden berekend op basis van de waarde van het goed met aftrek van de kostprijs van de saneringswerken bedoeld in de paragrafen 1 en 2 van het genoemde artikel 182, in zoverre het aldus een discriminatie in het leven roept ten aanzien van de billijke en voorafgaande schadeloosstelling die, in het gemeen recht, aan de andere onteigenden wordt toegekend ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1811 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms. SCHIEDSHOF [C − 99/21620] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof In seinem Urteil vom 9. November 1999 in Sachen der Wallonischen Region gegen die Société immobilière régionale GenmbH und in Anwesenheit der VoE Asac-Ymca hat der Friedensrichter des ersten Kantons Charleroi folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstößt Artikel 182 § 3 des wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit Artikel 1 des Zusatzprotokolls vom 20. März 1952 zur Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten, unterzeichnet in Paris und genehmigt durch das Gesetz vom 13. Mai 1955, indem er bestimmt, daß die Höhe der Enteignungsentschädigung, die den Enteigneten gewährt wird, aufgrund des Wertes des Gutes unter Abzug der Kosten der in den Paragraphen 1 und 2 des besagten Artikels 182 genannten Sanierungsarbeiten zu berechnen ist, soweit er somit angesichts der gerechten und vorherigen Entschädigung, die im Gemeinrecht anderen Enteigneten gewährt wird, eine Diskriminierung herbeiführt?» Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1811 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen. Der Kanzler, L. Potoms. c ARBITRAGEHOF [C − 99/21615] Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 16 november 1999 in zake de n.v. Immo Kips tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 24 november 1999, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 60 van het decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1993 artikel 10 en 11 van de Grondwet door de vermindering van de onroerende voorheffing voorzien in artikel 257, 4° W.I.B.’92 vanaf aanslagjaar 1993 volledig te weigeren wanneer het onroerend goed langer dan 12 maanden, rekening houdend met het vorig aanslagjaar, niet in gebruik is genomen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1820 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms. 1187 BELGISCH STAATSBLAD — 12.01.2000 — Ed. 2 — MONITEUR BELGE COUR D’ARBITRAGE [C − 99/21615] Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage Par arrêt du 16 novembre 1999 en cause de la s.a. Immo Kips contre l’Etat belge, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour d’arbitrage le 24 novembre 1999, la Cour d’appel d’Anvers a posé la question préjudicielle suivante : « L’article 60 du décret du Conseil flamand du 22 décembre 1993 viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en refusant totalement la modération du précompte immobilier prévue par l’article 257, 4°, du C.I.R. 92 à partir de l’exercice d’imposition 1993 lorsque l’immeuble n’a pas été occupé pendant plus de 12 mois, compte tenu de l’exercice d’imposition précédent ? » Cette affaire est inscrite sous le numéro 1820 du rôle de la Cour. Le greffier, L. Potoms. SCHIEDSHOF [C − 99/21615] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof In seinem Urteil vom 16. November 1999 in Sachen der Immo Kips AG gegen den Belgischen Staat, dessen Ausfertigung am 24. November 1999 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Antwerpen folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstößt Artikel 60 des Dekrets des Flämischen Rates vom 22. Dezember 1993 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem die in Artikel 257 Nr. 4 EStGB 92 vorgesehene Ermäßigung des Immobilienvorabzugs ab dem Veranlagungsjahr 1993 überhaupt ausgeschlossen ist, wenn die Immobilie länger als zwölf Monate lang - unter Berücksichtigung des vorherigen Veranlagungsjahres - unbenutzt geblieben ist?» Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1820 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen. Der Kanzler, L. Potoms. c ARBITRAGEHOF [C − 99/21621] Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 17 november 1999 in zake het openbaar ministerie tegen A. Heeren en I. Heeren, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 december 1999, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt de prejudiciële vraag gesteld : « Of artikel 6 van de wet van 2 juni 1998 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat via een wettelijke overgangsmaatregel op kunstmatige wijze een ongrondwettig verklaarde regeling (met name deze van artikel 1 en 1bis van het koninklijk besluit nummer 22 van 24 oktober 1934) tijdelijk verlengd wordt, in het bijzonder nu bij toepassing van artikel 6 van de wet van 2 juni 1998 er evenmin een vordering is geweest van het Openbaar Ministerie, er evenmin een debat is geweest over de gevolgen van het bewezen misdrijf ten aanzien van het beroepsverbod, er evenmin een motivering is geweest in verband met de straf, ook al werd de uitvoering ervan beperkt totdat 10 jaar zijn verstreken sedert de datum van veroordeling die tot het verbod aanleiding heeft gegeven ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 1827 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.